tante
'Hier moeten we zijn,' zei hij, rechts afslaand. De
grond tussen de graven was lang geleden geschoffeld en
intussen door tientallen regenbuien al weer geplet.
Iemand had ook spaarzaam kiezels gestrooid. Het geheel
maakte een juiste en woestijnachtige indruk, meer nir
wana dan hiernamaals. Deze doden waren verdwenen en
daarna ook nog eens vergeten. Misschien doken ze nog
een enkele keer op in verhalen, maar ook dat zou niet
meer lang duren. Zo mijmerde ik met een vitale, niet
onprettige weemoed die ik me kon permitteren op een
kerkhof waar alleen onbekende doden lagen.
'Kijk, daar wil ik voor tekenen,' zei Frans. 'Hoe vind
je die plek?' Verwachtingsvol keek hij me aan, vaag wij
zend naar een open stuk aan de achterkant van het kerk
hof.
'Ik kan nog niks zeggen,' antwoordde ik. 'Ik zal het
een en ander gedegen moeten onderzoeken.'
Er was nog een andere reden voor ons bezoek. Frans
wilde een rozenstruik bij het graf van een tante planten,
een tante Amalia. Hij ging me voor naar een grijze steen
met vage inscriptie. Naam en jaartal van overlijden kon
ik met moeite ontcijferen.
Frans trok een uitgedroogde plant uit een aardewerken
pot en plantte daarin de nieuwe, stralende roos. Toen de
roos eenmaal op de grijze steen stond moest ik toegeven
dat het effect verbluffend was. Geen plek waar een roos
beter tot zijn recht kon komen. Ze domineerde in haar
eentje de hele rechterkant van het kerkhof en waarom
weet ik niet maar een krankzinnige leus uit de Spaanse
21 Zeeuws Tijdschrift 4/99