KI ALLITASA
Eén van de expositiezalen met werk van Maurice
Góth, Nemzeti Szalon, Boedapest 1918.
Van links naar rechts: Sarika, Ada
en Maurice Góth, Domburg 1921.
NEMZETI SZALON
GÓTH MÓRIC
GYÜJTEMÉNyES
stille hand en kloppend hart tegelijk neerzette! De expo
sitie was een succes, heel wat van de meer dan tweehon
derd tentoongestelde werken werden verkocht.
Het Szépmüvészeti Müzeum (het Museum voor
Schone Kunsten) in Boedapest heeft enkele werken van
Maurice Góth in bezit en de Magyar Nemzeti Galéria (de
Hongaarse Nationale Galerij) bezit er in totaal vijftien.
Desondanks zijn de Góths bijna geheel onbekend in
Hongarije. Mijn onderzoek heeft mij in de overtuiging
gesterkt dat zij nu op Hongaarse erkenning zullen kun
nen rekenen. Er zijn veel feiten aan het licht gekomen,
die Maurice en ook Ada deel laten hebben aan de belang
rijkste gebeurtenissen op schilderkunstig gebied in het
Hongarije van begin deze eeuw. Omdat het hele project
vrij laat van start is gegaan - pas in mei van dit jaar - is
het niet zeker of het zal lukken de tentoonstelling in
november 2000 door te laten reizen naar Boedapest.
Wel staat vast dat er een Hongaarse versie van de publi
catie bij een uitgever in Boedapest zal verschijnen, zodat
de hedendaagse in kunst geïnteresseerde Hongaren in
ieder geval met de Góths kunnen kennismaken.
Levensloop
Móric Góth (Avasfelsöfalu 1873 - Amsterdam 1944) en
Ada Löwith (Wenen 1877 - Veere 1950) hebben elkaar
als leerlingen op de schilderschool van de Hongaars-
Armeense kunstenaar Simon Hollósy in München ont
moet. Ze trokken naar Wenen om hun opleiding daar
aan de Kunstakademie voort te zetten. In de hoofdstad
van de Donau-monarchie werd hun dochter Sarika
(Wenen 1900 - Veere 1992) geboren. Móric was zijn leer
meester Hollósy in 1896 naar de Hongaarse kunstenaars
kolonie Nagybanya en later naar de plaatsen Vajdahunyad
en Técsö gevolgd, maar in 1906 trok hij met zijn gezin
naar Parijs en volgde daar een opleiding aan de Académie
Julian. Ada schilderde na haar huwelijk nog maar zelden,
Móric, inmiddels Maurice, des te meer.
Zijn eerste tentoonstelling in Boedapest had plaats in
1908, in de Kunsthal (Mücsarnok), daarna nam hij regel
matig deel aan de jaarlijkse tentoonstellingen van de
Nemzeti Szalon. In 1909/10 werkte hij enige tijd in het
Hongaarse kunstenaarsdorp Szolnok.
Góth verwierf onder meer de Rothschild- en de
Andrassy-prijs, de prijs van de Stadt Budapest, de Franz
Joseph-prijs en de Goldene Medaille für Graphik. Hij
begon te reizen en in het buitenland ten toon te stellen.
In 1914 bevond hij zich met zijn vrouw en dochter in
België; door de oorlog overvallen week de familie naar
Nederland uit. In de badplaats Domburg vonden de
Góths een nieuw thuis. Daar werden zij een deel van de
kunstenaarskolonie rond Jan Toorop.
Een veelvoud aan stijlen was kenmerkend voor de
schilders die tussen 1911 en 1921 in Domburg exposeer
den. Men vond er naturalisme naast impressionisme,
neo-impressionisme, luminisme, kubisme en expressio
nisme. De beroemdste deelnemer was - terugkijkend -
Piet Mondriaan, die in Domburg waarschijnlijk de
belangrijkste ontwikkeling in zijn carrière doormaakte.
In 1920 maakten Maurice en Ada Góth plannen
om naar Hongarije terug te keren. Zij vestigden zich in
een dorpje bij Boedapest, maar zouden er niet blijven.
Het verleden dat zij zochten was er niet meer te vinden.
Tot ongeveer 1928 bleven ze de winters in Hongarije,
soms Polen, doorbrengen; in 1928 lieten ze zich van
Domburg naar Boedapest overschrijven, maar in 1929
vestigden ze zich definitief in Nederland, in Veere.
4 Zeeuws Tijdschrift 4/99