Yolande van Melle
Ik ging rechten studeren in Amsterdam, dat was in
1954. Daar werd ik voor het eerst geconfronteerd
met het feit dat ik uit Zeeland kwam. Mijn dispuut
genoten van de AVSV (Amsterdamsche Vrouwelijke
Studenten Vereeniging) zagen mij als het meisje
uit de provincie. Dat was een vreemde gewaar
wording, omdat ik dat zo nooit had gevoeld. Ik was
al meerdere malen in Brussel en Londen geweest,
en voelde me dus enigszins internationaal georiën
teerd. Natuurlijk waren er wel verschillen. Zo was
ik in Zeeland gewend dat je overal kon aankomen
en kon mee eten. In Amsterdam was daar geen
sprake van. Dan werd er gevraagd of je na het eten
kon langs komen of je moest eerst een afspraak
maken. Die Zeeuwse vriendelijkheid en gastvrijheid
miste ik in het begin wel.
Ik voel me een echte Zeeuw, ook al heb ik langer
in Amsterdam gewoond. In Zeeland liggen mijn
wortels. In 1989 overleed mijn moeder en raakten
we het ouderlijk huis kwijt. Toen kreeg ik een
gevoel van heimwee, omdat die vaste stek er niet
meer was. Na een tocht door het Verdronken land
van Saeftinge besloot ik om een tweede huisje in
Biggekerke te kopen. Ik heb nu eenmaal een gewel
dige affiniteit met het Zeeuwse landschap. Als
klein meisje was ik er ook al van onder de indruk.
Vooral van de overtochtjes met de veerboot, één
groot feest was het dan. Al dat water om je heen.
Nu zoek ik dat weer op.
Een paar jaar geleden was ik de hond aan het
uitlaten in Amsterdam. Een echtpaar vroeg me de
weg en ik hoorde meteen dat het Zeeuwen waren.
Ze bleken in Koudekerke te wonen en nu snoeien
ze ieder jaar mijn rozen. Dat soort dingen vind ik
erg leuk. Zelf heb ik een bepaalde Zeeuwse into
natie, maar thuis spraken we niet echt plat. We
woonden in Goes en daar sprak men minder plat
dan in de dorpen.
Als het gaat om de toekomst van Zeeland, dan
maak ik me zorgen over de bossen achter de duinen.
Veel bomen zijn daar dood gegaan, maar worden
niet meer aangeplant. En als ik hoor over die plan
nen om kernafval te dumpen bij Borsele, dan houd
ik mijn hart vast.
22 Zeeuws Tijdschrift 5-6/99