werd, is daar het vlakke boerenland met de eindelo ze rijen populieren bijgekomen. Overigens zijn deze kenmerken pas na mijn vertrek uit Zeeland typisch Zeeuws voor mij geworden. Het vertrouwde moet blijkbaar vreemd worden om als vertrouwd te kunnen worden herkend. Ook van de sociale ken merken van mijn geboortestreek werd ik mij pas bewust toen ik mij elders had gevestigd. Hoewel je je moet hoeden voor generalisaties, kan in het alge meen toch worden gesteld dat de Zeeuws-Vlaamse cultuur in veel opzichten, ik denk daarbij bijvoor beeld aan de taal, de keuken en de daarbij behoren de gastvrijheid, lange tijd meer gestempeld is geweest door de Vlaamse dan door de Nederlandse cultuur. Ook het minderwaardigheidscomplex ten aanzien van 'Holland' (dat zich veelal uit in geschimp op de randstedelijke arrogantie) deelt de Zeeuw met zijn Zuiderburen. Door de globalisering en de toename van mobiliteit is inmiddels echter veel van de regionale verscheidenheid in Nederland verdwe nen. Overal in Nederland vind je dezelfde winkel ketens en worden dezelfde televisieprogramma's bekeken. Ook hebben bewoners van andere delen van Nederland en Europa zich in Zeeland gevestigd en zijn veel Zeeuwen weggetrokken. Mijn ouders wonen nog steeds in Terneuzen en dat is de voornaamste reden dat ik mijn geboortegrond nog regelmatig bezoek. Verder is er niet meer zoveel dat mij daaraan bindt anders dan om nostal gische redenen. De vrienden uit mijn jeugd zijn net als ikzelf uit Zeeland vertrokken. De stad waarin ik ben opgegroeid, bestaat niet meer. Hoewel berichten over Zeeland in de media meestal wel mijn aandacht trekken, houden het wel en wee van Zeeland mij niet dagelijks bezig. Zo er al typische Zeeuwse karaktertrekken zouden bestaan en ik die zou bezitten, dan hebben die in de loop van de jaren ongetwijfeld een diepgaande invloed ondergaan van mijn latere leefomgeving. Toch geloof ik wel dat het feit dat ik in Terneuzen ben opgegroeid, doorgewerkt heeft in mijn latere leven. Enkele jaren geleden heb ik in het Zeeuws Tijdschrift onder de titel 'Het verlangen naar de overkant' gepoogd te beschrijven hoe de indruk die de Schelde in mijn jeugd op mij heeft gemaakt zijn neerslag heeft gekregen in mijn fdosofische werk, bijvoorbeeld in de keuze van metaforen (jrg. 1993, nr.3, 82-85). Heraclitus' panta rhei klonk mij on middellijk vertrouwd in de oren. Mede door de eerder genoemde maatschappelijke ontwikkelingen ben ik zelf al niet meer in het dialect van mijn geboortestreek opgevoed. Een van de dingen die mij aan oude Polygoon Journaals fascineert, is de ervaring dat veel politici, kunstenaars en geleerden in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog nog in regionale dia lecten spraken. Ik spreek het Terneuzens van de oudere generaties slechts gebrekkig. In die zin is het een vreemde taal voor mij, hoewel ik het nog steeds vrij goed versta. Het valt mij (en mijn omge ving) wel op dat mijn zinsopbouw Vlaamse trekken heeft en dat ik regelmatig uitdrukkingen gebruik die hun oorspong in het Zeeuws-Vlaams hebben. Ik heb geen uitgesproken meningen over de toekomst van Zeeland. Daarvoor speelt mijn leven zich te ver af van deze provincie. Wensen? Een Zeeuwse universiteit! Hoewel het geen kwaad kan ten behoeve van de studie de geboortestreek te ver laten en andere horizonnen te verkennen, is het ontbreken van academisch leven wel een gemis voor Zeeland. Daar zou toch wat aan te doen moeten zijn. 37 Zeeuws Tijdschrift 5-6/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 39