Jaap de Moor Zeeland is voor mij geboortegrond. Toen ik in 1972 Zeeland verliet om te gaan studeren, wist ik dat ik er niet meer terug zou keren, althans niet om te wonen en te werken. Tegelijkertijd begreep ik dat Zeeland me nooit echt zou los laten want: geboor tegrond, daar kom je nooit vanaf. Er liggen eigen schappen in mijn karakter en levenshouding opge sloten die in de vroegste jaren in het land van her komst zijn gevormd en die zo vast verankerd zijn, dat ik ze nooit meer kwijt raak - als ik dat al zou willen. Ze werden meegegeven met de taal, die je immers ook nooit verleert. De herinneringen zijn talrijk. Ze gaan vooral over de Kamperlandse diek en Kamperland, waar ik in de jaren vijftig en zestig ben opgegroeid. Daar heerste de sfeer van de oude plattelandssamenle ving die Zeeland toen nog was. Ik ging met mijn moeder mee naar 'nae 't langd' om aardappels te rooien die al kruipend met de hand werden geraapt; ik verzamelde met vriendje Hans de Smit 'suulcer- peejn' die van de wagens waren afgevallen tijdens het transport en die we aan het eind van het sei zoen verkochten; ik verzamelde molsaarde in een baal, want dat was goede grond. De beste belevenis was de jaarlijkse kampeer- vakantie aan de voet van de duinen bij Kamperland, op - schat ik - drie kilometer afstand van huis. Je ging niet echt ver weg in die tijd. Daar is later bun galowpark De Banjaard verschenen. De bungalow- tjes zijn er nog altijd; het is tegenwoordig een aan doenlijk gezicht. Elk huis staat nog op zichzelf, ver scholen tussen de bosjes. Nog maar kort geleden is ernaast een uniform patjepeeërsdorp verschenen. Maar toen was er nog niks. Badgasten zag je er nauwelijks. Toeristen kwamen er niet en Zeeuwen zelf zwommen niet, dat is bekend. We kampeerden er in het weiland onder de duinen in een verbouw de schaftkeet. Iets verderop stond de nissenhut van dominee Metselaar, met zijn golfplaten dak, en het houten zomerwoninkje van veearts Hoek. Het was er volmaakt. Een bezoek aan Zeeland draagt voor mij nog altijd het karakter van een bedevaart naar de heilige plaatsen van de herinnering. Later in Kloetinge - en in een nieuwe levensfase - ging ik vooral wonen in de wereld van het boek. Voor een beetje literatuur moest je overigens wel naar Middelburg, naar Benthem en Jutting en Fanoy. Middelburg had ook in ander opzicht iets van een cultureel walhalla: Jeugd en Muziek, waar ik nog een langdurige fascinatie aan heb overge houden voor de muziek van Kagel en Xenakis. Maar zelfs buiten dit cultureel centrum kwam er beweging. In Kortgene, of all places, openden kun stenaars uit de Randstad een galerie: Les deux cha- paux. Ik kwam er graag. Het was een begin van een kleine aardverschuiving: de opening van een tot dan toe, zeker in cultureel opzicht, gesloten gewest. Levend buiten Zeeland bleef de interesse in de Zeeuwse zaken bestaan, gevoed door mijn ouders die mij voortdurend voorzagen van hun selectie van Zeeuws nieuws, en dan met name het Kamperlandse nieuws èn van de literaire rubriek van Hans Warren. Ik kan niet zeggen dat ik de ontwikkelingen in Zeeland op de voet volg, maar evenmin dat ik er onverschillig tegenover sta. Mijn grootste droefheid is het volledig verdwijnen van het Poelgebied ten zuiden van Goes. Mijn grootste vreugde is Noord- Beveland binnen te rijden over de majestueuze Oosterscheldebrug, hoog boven land en water. 65 Zeeuws Tijdschrift 5-6/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 67