in de tijd, waarin we, toen we tien waren vijfendertig jaar na elkaar, daar om zo te zeggen onze wittebroodsweken beleefden. We zijn zulk lopen trouwens aan onszelf verplicht. Want de wijze T.S. Elliot heeft het duidelijk gezegd: We shall not cease from exploration. And the end of all our exploring Will be to arrive where we started And know the place for the first time. Grote Hoofd in Westkapelle. Ja, laten we onze wandeling in een nabije toekomst herhalen. Maar terwijl ik je dit schrijf, zie ik ineens helder in een veel verdere toekomst. Je weet hoe dat soms gaat: een mens zit achter papier met een potlood... en Ineens Ziet hij. Ver in de tijd vooruit. Ik zie je wéér langs een kust lopen. Maar helemaal alleen. Toch ook weer langs de kust van een eiland. Het is een lange kust, veel langer dan die van Walcheren, en dat eiland heet dan ook Long Island. Het is ondertussen de eenentwintigste eeuw geworden. Je zoon is dan, ver van het kleine boekhandeltje van zijn groot vader in Zoutelande, tot de baas van een groot boekenbedrijf in het nabije New York City geworden (waarin onder andere ook de vertalingen verschijnen van de gedichten van zijn moeder, die in de USA zo veel gelezen wordt. Eens was zij woonachtig in Biggekerke, The Netherlands.) Daar loop jij dan weer langs zee zoals al levenslang. Je hebt mij een jaar of dertig, veertig overleefd. Dat vind ik zo aantrekkelijk aan onze uitwisseling van brieven en gedichten: dat ilc, die verder alleen mensen van mijn leeftijd ken, door jou nog een kansje maak om zelfs in 21ste eeuw soms nog eens door iemand herdacht te worden. Vermoedelijk denk je, terwijl je daar wandelt op de leeftijd, die ilc nu al heb, helemaal niet aan me. Waarom zou je ook... dat lange leven... er is zo veel gebeurd... Misschien spelen je een paar regels door het hoofd, die je vroeger nooit afgemaakt hebt: 'Te ver van huis om nog te wonen geen land dichterbij genoeg...'. En loop je meeuwen na te kijken bij hun zwenken en wegvliegen en terugvliegen en denk je vaag aan rijmen als vertonen, lonen of onttronen of als vroeg, gedroeg of ploeg. Want rijmen blijven zoeken, dat ben je natuurlijk blijven doen. Maar dan wordt ineens aan die Amerikaanse kust het oude Walcherse jutters- instinct in je wakker. Want er komt iets aangedreven. Het glinstert. Als kind ver wachtte je in zo'n geval een schat. Als overgrootmoeder doe je dat niet meer. Maar een jutterskind zal zich toch wel levenslang moeten bukken naar wat de zee aanspoelt. Ook al gaat bukken tegen de tachtig niet vlot meer. Het is maar- een oude fles, die daar dobbert. Lieve Johanna, ik zie je juttend bukken. En ik zie je glimlachen, in je 21ste eeuw. Want laat je daar nu toch waarachtig ineens die fles in handen krijgen, die wij eens, helemaal in 1983 en van het Grote Hoofd in Westkappel bij eb de Schelde hebben laten afdrijven en die nu zowaar eindelijk de hele Atlantische Oceaan over geraakt blijkt! Hoe toevallig! Een wonder haast. Je staat er echt even van te kijken, hoewel je als stokoude dichteres natuurlijk al lang weet, dat zulke wonderlijke gebeurtenis sen gebeuren en niet zo zelden ook. Ook al lijkt het geborneerde intellectuelen toe, dat slechts een ontoerekenbaar fantast ze verzonnen zou kunnen hebben. Je 28 Zeeuws Tijdschrift 2000/1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 30