mij nu in de volgende eeuw toch nog even herinnerend, loop je met die fles glimlachend naar huis, naar het huis van je zoon. Nu vraag ik me vandaag in een ochtend laat in de 20ste eeuw toch af, of hij dan misschien in ons manuscript genoeg zal zien om het te laten vertalen en om alle lezers in alle Verenigde Staten te gaan verrassen met lectuur over Westkappel, Zoutelande en Biggekerke. Ik wou, dat ik dat wist. Wat denk je? Zal hij dat doen? Dat zou toch kunnen? Hen mens weet toch maar nooit. Nooit weet hij iets zeker. Nu wie weet? Groeten, Jons -'Koosnaam van Viruly. Biggekerke, 1 februari 1983 Lieve J, Het verhaal in je laatste brief over mij als oude dame aan het strand van Long Island, bezorgde me vorige week een nat pak! Dat kwam zo: Omdat het zo ontzettend hard stormde, moest ik natuurlijk nodig naar het strand. Maar ziedaar, toen ik aankwam bleek het hele strand te zijn verdwenen. De hoge goven kwamen zowat tot tegen de duinen. Daar moest ik bij zijn natuurlijk. Snel naar beneden dus, intussen de uitvinder van de rub berlaars luid prijzend De zee was fantastisch. Ze overstemde ieder ander geluid. Zelfs dat van de krijsende meeuwen boven mijn hoofd, die hardnekkig hun best deden om er boven uit te schelden. Het leken wel mimespelers! Het water was vol schuim dat hoog opspatte. Enthousiast bedacht ik dat, wanneer ik vlak langs de duinen zou lopen, achter het prikkeldraad, ik best nog een heel eind langs de zee kon gaan. In het begin ging alles goed. Ik sprong op tijd weg als er een golf aankwam, klauterde heen en weer tegen het duin, en bleef braaf achter het prikkeldraad. Tot ik vlak bij Dishoek was. Zoals je weet is het strand daar wat breder. En in mijn overmoed besloot ik dus maar om vóór het draad te gaan, dat zou wel geen kwaad kunnen. En dat had het ook niet gekund denk ik, als die fles er niet geweest was. Het was een donkergroene vierkante fles, die glinsterde in de zon, steeds als hij even zichtbaar werd in het water. Zo nu en dan was hij heel dicht bij. Maar steeds als ik er bijna bij kon, nam een volgende golf hem weer mee terug. Ik dacht aan 'onze' fles met het manuscript. Aan jouw brief over Long Island, en aan mijn zoon met zijn groot boekconcern in Amerika, en moest en zou die fles te pakken krijgen! In gedachten haalde ik er al een brief uit, nee, een hele rol papier... Misschien wel van een oude dichter die allang dood was! Ik zag de prachtigste verzen al voor me, geschreven in een oud Engels handschrift. In mijn roekeloosheid ging ik steeds dichter naar de fles, dacht nergens meer aan, en zag de koppen al in de krant: 'Zeeuwse huisvrouw vindt verloren manuscript van Engelse dichter'... Alles was ineens poëzie geworden. Er was alleen nog maar die groene fles, het manuscript en ik. Tot de zee me ineens weer tot de werkelijkheid bracht en me een golf toebe deelde die me tot mijn middel omarmde! En daar stond ik dan, drijfnat, met sop- Kustlijn bij Zoutelande. 29 Zeeuws Ti)dschrift 2000/1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 31