Zoutelande. pende laarzen en lachte hard tot de meeuwen me vol bewondering aanzagen om zó veel geluid! De golf had meteen de fles een eind meegespoeld. Die lag nu ach ter een paaltje, zonder manuscript, zo leeg als wat. Ik pakte hem op en liep zin gend in mijn natte kleren naar huis... Daarna zat ik drie dagen bibberend bij de kachel want ik had een flinke kou gevat. De fles staat te pronken in de vensterbank, geheimzinnig van kleur. Soms groen, soms amber, en zo nu en dan haast zwart. De wilgentakken die ik erin gezet heb lopen uitbundig uit. Geen manuscript in een fles dus, nog niet. Maar wel iets anders, en minstens zo boeiend: van mijn laatste geld (dat eigenlijk voor iets anders bestemd was), kocht ik deze week een walrustand uit 1832 waarin een matroos ooit met einde loos geduld de volgende tekst graveerde: Oh Great Jehova, heed the Prayers of we who hunt the whale and speed our harpoons straight, Oh Lord each voyage that we sail Make bold our hearts, spread wide our Fame throughout the Seven Seas and blow our ships safe home upon -'Anoniem gedicht. a fair and gentle breeze. In gedachten zag ik een groot zeilschip met veel water rondom, de zeilen bollend in de wind. Het tuigage krakend en piepend, de mensen op het schip angstig kij kend naar de lucht.... Is zoiets niet je laatste geld waard? Wat heerlijk ook om een keer kou te vatten en toch niet echt ziek te zijn. Het genietend zittend voor het grote raam met de poezen in de vensterbank, die knipogen naar de zon, of naar een vage kattendroom... De stapel boeken, de krui denthee, de reiger op het veld als ik opldjk, het lekker verzaken van de huishouding zonder schuldgevoelens...En het journal van Julian Green. Als een voyeur dring ilc door in het leven van anderen en voel me intens tevre den. Genietend lees ik de brieven van Flaubert, en ik ga me zelfs te buiten aan de liefdesbrieven van Multatuli, die hij schreef aan de twee vrouwen die er in zijn leven waren: Tine en Mimi, die me, door de klank, die me, door de klank, weer deden denken aan jouw Tiene en Miene in het stille Westkapelle. In hun huisje vlakbij de dijk. Het huisje waarin de tafel nog midden in de kamer staat, met het pluche kleed eroverheen, en de vier rechte stoelen er rond. Zoals het hóórt in een Zeeuwse boerenwoning. De helderwitte kappen van de klederdracht op en neer wippend in het late zonlicht dat door de ramen valt: Tiene en Miene. Zouden ze ooit weten hoeveel indruk ze op me gemaakt hebben? Hoeveel indruk op jouw? Ik betwijfel het. Ze zijn als de oude boerin die naast me woont. Oerzeeuws, en van een simpele wijsheid waar wij soms versteld van staan. Ze prikken door alle luchtballonnen heen, en wijzen met een van jicht kromgetrokken vinger naar een zuivere waarheid. Een waarheid die zó eenvoudig is dat wij daar nooit bij stil zouden staan als zij ons er niet op wezen. Omdat we te veel denken? Omdat we van alles het waarom willen weten? Ik weet het niet, maar in mijn hart is een warme kamer voor deze mensen waar ik niet genoeg van houden kan. Afgelopen zaterdag was ik in Middelburg en verbaasde me over heel veel 30 Zeeuws Tijdschrift 2000/1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 32