ook. Omdat ik leefde in een omgeving van mensen die
niet bepaald schrijfvriendelijk tegenover mij stonden.
Ik ben begonnen als dichter, maar ik schrijf weinig
poëzie meer. In mijn poëzie gaat het wel over melan
cholie, vergeefsheid, geluk, liefde en dood en alles wat
daar zo tussen zit. Maar niet zonder humor. Ik vind
persoonlijk, om Reve te citeren, dat het leven een
slecht gecomponeerde Duitse operette is, maar tegelij
kertijd moet men een beetje kunnen lachen om de
eigen tragiek. Ik ben nogal voor het groteske, voor het
tragikomische. Poëtisch heb ik de thema's waar mijn
werk om draait wel uitgediept. En ik ben niet iemand
die dingen tot in het oneindige toe blijft herhalen.'
Tristesse
'Schrijven is voor mij een vorm van leven. Het is bijna
zo natuurlijk als ademen voor mij. Ondanks alle tegen
werking, ik ben altijd bezig geweest met schrijven en
lezen. Bijvoorbeeld van de Jiddische traditie. Mijn stu
dies van het Jiddisch hadden ook te maken met het
vinden van een plaats ergens. Tot welke cultuur behoor
ik? Ik had vaak het gevoel dat ik tussen schip en wal
terecht gekomen was.
In zekere zin sluit mijn werk aan bij de Jiddische
vertelcultuur, in een zekere zin ook niet. Ik zit natuur
lijk in heel die traditie van het vertellen. Anderzijds is er
toch een verschil. Ik zal mijn werk niet expliciet joods
willen noemen. Er komen joodse elementen of joodse
zaken aan bod, maar ze vormen niet het hoofdkenmerk.
Maar ik ben ook een liefhebber van Arabische
muziek en ik ben ook zeer geïnteresseerd in de Ara
bische cultuur. Die Joodse wereld en de zigeuners, en
al die anderen - ik heb er niet slechts een cultuurhis
torische belangstelling voor, ik heb niet slechts een
literaire interesse voor de muziek, de poëzie en de
verhalen. Het is ook hun lot, de tristesse, de melan
cholie die ik meedraag. Het leven van de schlemiel in
al zijn rijkdom en treurigheid is mijn leven.'
Brieven
'De briefvorm is een vorm die mij het beste ligt. Je kunt
in een brief alles kwijt, je kunt experimenteren met de
vorm, met de inhoud, je kunt een verhaal, om spanning
op te bouwen, spreiden over verschillende brieven.
Toch beschouw ik Alles in het klein niet als een echt
brievenboek maar als een roman. Het bestaat uit een
aantal hoofdstukken, grote en kleine, en een groot
gedeelte daarvan zijn brieven, maar ik beschouw het
geheel toch zijnde als gecomponeerd, als een roman.
In Alles in het klein wordt mijn eigen leefwereld
beschreven, die inderdaad klein is, en die ik ook klein
wil houden, maar die tegelijkertijd ook toch als een
symbool staat voor de grote wereld. Liefdesverdriet in
Zelzate is niet per se minder belangrijk dan liefdes
verdriet in Amsterdam. Alles in het klein verwijst ook
naar een aantal personages in het boek, meer bepaald
meisjes die klein zijn. Daarmee wordt bedoeld niet
daarom expliciet klein van gestalte maar wel jong.
De centrale geliefde in het boek, Boes, is amper 18 jaar
oud en is ook klein van gestalte.'
'Door die prijs voor Alles in het klein is de belangstelling
gekomen. Toen kwam Bob de Moor van het theater
Malpertuis vragen of ik een avondvullende monoloog
kon maken van Alles in het Klein. Tijdens de avond dat
ik hem een brief wou schrijven, luidende: beste Bob, ik
kan geen toneelstuk schrijven, ik zou hooguit de
geschiedenis van mijn dode zusje of de geschiedenis
van mijn schrijfmachine, dat was een Olivetti 82, kun
nen schrijven. En plotseling zag ik de korte inhoud van
het toneelstuk: over een man die een moord gepleegd
heeft, en die moet vertellen hoe het allemaal begonnen
is. In flarden en vertelt hij zijn levensverhaal.
Nagelbrieven
'De nagelbrieven zijn allerlei briefjes die ik tussen
1975 en 1980 geschreven heb aan mijn toenmalige
huisgenote. Ik had de gewoonte tot diep in de nacht te
zitten lezen en schrijven en voor ik naar bed ging
schreef ik dan meestal nog een kattebelletje of een
briefje voor 's morgens als ze voor mij wegging. Dikwijls
maakte ik daar ook een illustratie bij en het geheel
hing ik dan net voor ik ging slapen aan een spijker in
de achterdeur, vandaar Nagelbrieven 1975-3980.
Het is toeval dat ze boven water gekomen zijn. Enkele
jaren geleden kreeg ik een lek in de kelder. Tot mijn
grote verrassing vond ik daarin de nagelbrieven. Een
paar dagen later kreeg ik toevallig bezoek van Martin
Ros en het ene woord bracht het andere mee. Het staat
uitvoerig in Katse Nachten hoe het is gegaan. Ik wou
ze op dat ogenblik nog niet vrijgeven. Ik wou eerst het
toneelstuk Grasland en mijn roman Gitta uitgegeven
hebben. Die nagelbrieven zijn tussen mijn 23ste en 28ste
geschreven, bitter jong nog. Ze zijn uiteraard nooit
geschreven met de bedoeling gepubliceerd te worden.
Maar als je ze nu in de chronologie gaat lezen dan zit
8 Zeeuws Tijdschrift 2/2000