Chris Lanooy kon zijn nieuw geleerde ambacht niet
lang uitoefenen, want in juni 1901 moest hij onder de
wapenen bij het 4de regiment Infanterie. Hij werd
ruim een jaar later met groot verlof gestuurd, maar
moest tijdens de februaristaking in 1903 weer terug
komen. Om onduidelijke redenen verhuist Lanooy
dan naar Amsterdam; mogelijk heeft hij van hieruit
werk gemaakt voor de weduwe Brantjes te Purmerend.
Er zijn namelijk twee modelnummers, 1074 en 1079
uit de collectie van Brantjes, die door Chris Lanooy
zijn gemaakt. Een vaas met paradijsvogel en een vaas
met kastanjebladeren (decorontwerp geïnspireerd op
J. Milesi).
Een jaar later vertrekt hij naar Den Haag en wijdt
zich hier samen met Max Alandt hoofdzakelijk aan
de schilderkunst. Toch heeft hij gedurende de gehele
periode van 1900-1906 ingeschreven gestaan in de
registers bij de Zuid-Holland. Het is echter heel goed
mogelijk dat hij daar niet aldoor werkzaam is geweest.
In 1901 heeft hij een vaasje beschilderd met bloem
motieven in de tweede stijl van Rozenburg, en in 1902
had Chris Lanooy al een eigen oven aan de van Harsten-
hoekweg in Scheveningen. Spoedig daarna verplaatst
hij die naar een oude terracottabakkerij aan de Kleiweg
in Gouda. Het lijkt daarom erg aannemelijk dat hij
slechts incidenteel bij de Zuid-Holland heeft gewerkt
en veel meer in zijn eigen ateliers.
De fabriek Zuid-Holland had ook geen eigen stijl,
maar wel een aantal gietmodellen. Schilders ontwier
pen decors, vaak bloemmotieven die met behulp van
ponsieven (een soort sjablonen) op het biscuit werden
aangebracht. Deze moesten worden ingekleurd en van
een detaillering worden voorzien. Het is daarom niet
zo verbazingwekkend dat hij het nooit heeft gehad
over zijn periode bij de Zuid-Holland. Deze werd door
Lanooy dan ook wel 'pul-teelbakkerij' genoemd. Wel
ontmoet hij andere belangrijke keramisten zoals Willem
Brouwer, Chris, van der Hoef en Leendert Muller. Alle
pottenbakkers en plateelschilders van de Zuid-Holland
werden door Estié aangetrokken uit Purmerend,
Maastricht, Utrecht en Den Haag. Een groot deel van
hen heeft Gouda na korte tijd weer verlaten, hun spe
cifieke kennis en technieken bij Gouwenaars achterla
tend. Dit heeft geleid tot schaalvergroting en een min
of meer fabrieksmatige produktie waarin steeds min
der plaats was voor een eigen artistieke inbreng. Dit
moet voor Chris Lanooy een doorn in het oog zijn
geweest
Na een korte periode in Scheveningen keert Lanooy
naar Gouda terug. Hier begint hij onder meer een
Lanooy als pottenbakker en zijn plaats in de
tijd.
Wanneer men het werk van Chris Lanooy als kunstenaar
in beschouwing neemt, valt direct op dat hij zich op een
breed terrein van de kunsten heeft gemanifesteerd. Van
kunstschilder naar plateeldecorateur en dan via zelfstan
dig pottenbakker naar glasontwerper. Minstens vier ver
schillende disciplines die elk een grondige vakkennis en
ervaring vereisen om tot acceptabele resultaten te komen.
Deze brede oriëntatie tekent een kunstenaar die zich niet
veel gelegen liet liggen aan de begrenzingen van de tra
ditionele vakgebieden. Is dit een sterke of een zwakke
kant van zijn kunstenaarschap?
Om dieper op deze vraag in te gaan zal ik me beper
ken tot zijn werkzaamheden als pottenbakker, want zelfs
op dit terrein heeft Lanooy zich in de breedte ontwikkeld.
Het plateelschilderen op aardewerk is een principieel ande
re techniek dan het reductiestoken van een sang de boeuf
glazuur op een zelfgedraaide steengoed pot. Hiermee
bewoog Lanooy zich in feite tussen uitersten. Wat het
plateelschilderen betreft, valt op dat Lanooy voorname-
lijk naturalistische voorstellingen in levendige en heldere
kleuren heeft vervaardigd. Vooral bij zijn paddestoel-, vis
sen-, en vogelborden springen de diepe kobaltblauwe
onderkleuren in het oog. Deze contrasteren met een
helder groen en expressief geel. Deze laatste kleur
werd waarschijnlijk verkregen door het gebruik van
antimoonoxiden. Op deze borden toont Lanooy zich
een colorist in de keramiek. Al in zijn Goudse periode
voert hij glazuurexperimenten uit. Hij experimenteert
met zowel aardewerk- als steengoedglazuren. In deze
laatste categorie past hij de reductietechniek toe om de
sang de boeuf glazuren te verkrijgen die zich kenmerken
door een intens donkerrood.
Voor de reductiebrand gebruikte Lanooy de zoge
noemde kapsels. Dit zijn keramische dozen, gemaakt
van een hoogbakkende chamotteklei. In deze dozen wer
den de schalen en vazen geplaatst. Op de bodem van de
24 Zeeuws Tiidschrift 2/2000