Portret van Chris Lanooy gemaakt in 1914 voor
zijn eerste grote tentoonstelling in het Stedelijk
museum Amsterdam.
glazuren, met hun typische iriserende glans. De grote
stimulator bij Haga is Gerrit Offermans (1857-1914),
afkomstig van de Delftse fabriek de Porceleyne Fles.
Rond 1906 komt hij bij de Haga en samen met Lanooy
doet hij glazuurexperimenten. Lanooy raakt door de
glazuren zo gefascineerd, dat hij zich verder op ver
schillende technieken en mogelijkheden toelegt.
De ook bij Haga werkzame Willem Brouwer (1877-
1933) stond sterk afwijzend tegenover het feit dat
Chris Lanooy zijn werk nadrukkelijk de omschrijving
kunst meegaf (kunstpottenbakker). Brouwer vond dat
een pottenbakker in de eerste plaats gebruiksvoorwer
pen diende te maken, die voor iedereen betaalbaar
waren. De vormgeving en niet de decoratie waren
voor hem belangrijk.
Naast Gerrit Offermans blijft ook de strakke stijl
van Chris van der Hoef, waarmee hij al in Gouda van
1903-1905 had samengewerkt, invloed op Lanooy uit
oefenen. Dit blijkt uit enkele vazen met gestileerde
bloemmotieven. Van der Hoef verhuisde in 1905 van
Gouda naar Amsterdam en ging zoals hij al tijdens
zijn periode bij de plateelbakkerij Amstelhoek had
gedaan, van daaruit ontwerpen voor Haga.
In Purmerend leerde Lanooy ook zijn toekomstige
vrouw Johanna Elizabeth Schuitemaker, 'Belly', ken
nen. Zij woonde bij haar ouders aan de Weerwal, waar
zij samen met haar moeder handwerken voor de ver
koop maakte. Haar vader had een drukkerij waar het
plaatselijke nieuwsblad werd gedrukt
Bij het plateelwerk staan de uiteindelijke decoraties al
vast, maar bij het gebruik van vloeiglazuren kan men
pas achteraf tot een interpretatie van de voorstelling
komen. Een gele vlek op het midden van een bord wordt
dan 'zon' genoemd en een witte vlek 'de bron'. Het ont
wikkelen van glazuren is een moeizaam proces met veel
mislukkingen en slechts af en toe een mooi resultaat. In
tegenstelling tot nu, was er in de tijd van Lanooy betrek
kelijk weinig literatuur op dit gebied voorhanden. Glazuur-
recepten werden nauwelijks vrijgegeven en gepubliceerd.
Ze waren voor iedere pottenbakker een goed bewaard
geheim.
Toen Lanooy zich als zelfstandig pottenbakker in
Gouda vestigde, werd hij in dit opzicht geconfronteerd
met een leemte in zijn kennis. Hij was genoodzaakt zich
te gaan verdiepen in de hoofdzakelijk Duitstalige litera
tuur op dit terrein. Het was de Duitse professor Seger
die in de negentiende eeuw voor het eerst wetenschap
pelijk onderzoek deed naar de samenstelling van glazu
ren. Lanooy ontwikkelde zich tot de pionier van het gla-
zuurgebruik in de Nederlandse keramiek.
In de nog maar net afgesloten negentiende eeuw werd
keramiek steeds meer op een industriële wijze geprodu
ceerd. De verschillende productiestadia werden uitge
voerd door gespecialiseerde werkers in de ateliers. Veel
kennis en ervaring ging verloren door het verdwijnen van
de traditioneel werkende pottenbakkers die zich hadden
toegelegd op het vervaardigen van huishoudelijk vaat
werk. Slechts enkele pottenbakkerijen zoals Rozenburg,
Haga en de Kat in Bergen op Zoom slaagden erin hun
levensduur te rekken door over te stappen op de produc
tie van aardewerk met een nieuwe vormgeving. Het was
daarom een opmerkelijke stap van Lanooy om zich te
vestigen als zelfstandig pottenbakker.
Lanooy moet zich echter gesteund hebben gevoeld
door een aantal nieuwe ideeën over de productie van
kunstnijverheid. In de negentiende eeuw formuleerde
William Morris het ideaalbeeld van de artisan. De artisan
beheerst alle productiestadia in het vervaardigen van zijn
objecten. Bovendien moeten deze objecten niet alleen
26 Zeeuws Tiidschrift 2/2000