Zelfstandige vestiging in Gouda, 1907-1919.
Na de sluiting van de Haga op 14 maart 1907, keert
Chris Lanooy naar Gouda terug en betrekt zijn oude
werkplaats een leegstaande pottenbakkerij aan de
Kleiweg. Tot aan hun huwelijk najaar 1907 voeren zij
een uitgebreide correspondentie over beider werk
zaamheden.
Ondanks zijn concentratie op keramische glazu
ren blijft de natuur zijn inspiratiebron, wat blijkt uit
een aantal ontwerptekeningen en schilderijen, die hij
in de Goudse periode maakt. Een van de schetsteke-
ningen van boerderijtjes, die hij ook op tegels heeft
verwerkt, staat op de achterkant van een bericht over
de naaikrans van de Remonstrantse Gemeente en is
gedateerd 1909. De collectie tekeningen was afkom
stig uit de nalatenschap van dominee van Assendelft,
die kennelijk veel werk van Chris Lanooy heeft aange
kocht. In de catalogus van de expositie in het Stedelijk
Museum te Amsterdam (1914) staat zijn naam regel
matig genoemd.
In 1908 krijgt Lanooy zijn eerste expositie bij de
kunsthandel Kleykamp in Den Haag, gevolgd door het
museum voor Kunstnijverheid te Haarlem en de
kunsthandel Oldenzeel te Rotterdam. Vlak na de
geboorte van zijn oudste dochter (Char)lot, verhuist
functioneel zijn, ze moeten ook duidelijke esthetische
kwaliteiten bezitten. In een artikel van Ati Brunt (1911)
over het werk van Lanooy wordt William Morris uitdruk
kelijk genoemd. De werkwijze van Lanooy benadert zeer
dicht het ideaalbeeld van Morris.
In het begin van de twintigste eeuw was de traditionele
manier van keramiek produceren nagenoeg verdwenen
in Nederland. Dit impliceerde echter wel dat Lanooy zich
grotendeels op eigen kracht de kennis en ervaring moest
verwerven die onmisbaar zijn bij een dergelijke werkwij
ze. Wanneer men zich realiseert dat Lanooy zich op een
zeer breed terrein van keramiekproductie heeft begeven,
wordt het duidelijk dat hij geconfronteerd werd met een
groot aantal valkuilen en problemen die inherent zijn
aan zijn pioniersfunctie en manier van werken. Het was
blijkbaar zelfs voor iemand van het kaliber van Lanooy
een moeilijke opgave om zich onder deze omstandighe
den op alle aspecten van de vervaardiging van keramiek
even sterk te ontwikkelen. Dit kan verklaren waarom er
Johanna Elizabeth Schuitemaker, 'Belly', op haar
trouwdag (1907).
hij in 1909 van de Kleiweg naar de Wachtelstraat 47.
Daar kan hij een atelier bouwen met meer mogelijk
heden en experimenteren met een oven, die tot
i6oo°C gestookt kan worden. Voor het maken van
glazuren met verschillende samenstellingen richt
in zijn glazuren regelmatig iets passeert wat wij tegen
woordig als een glazuurfout zouden aanmerken. Ook in
de vormgeving van zijn gedraaide vazen en schalen
staat Lanooy nog aan het begin van verdere ontwikkelin
gen. Hier werd hij waarschijnlijk gehinderd door zijn
brede oriëntatie en zijn tamelijk eenzame positie als zelf
standig pottenbakker in Nederland. Zijn belangrijkste
referentiekaders waren waarschijnlijk de vormen uit de
klassieke Japanse en Chinese keramiek.
Een feit blijft echter dat hij vanaf 1906 in bepaalde
opzichten zijn tijd ver vooruit was. Pas in 1920 richtte
Bernard Leach in St. Yves (Cornwall) een keramiekatelier
in waarin de ideeën en de werkwijze die Lanooy aanhing
ook werden toegepast. Lanooy kan nooit bekend zijn
geweest met de denkbeelden van Leach. Leach publi
ceerde pas in 1944 zijn beroemde A Potters Book. De
publicatie van dit boek bracht een omwenteling teweeg
in de manier waarop voortaan in West-Europa artisanale
keramiek zou worden gemaakt. Ook Leach brengt in zijn
boek uitdrukkelijk de ideeën van Morris naar voren. Pas
27 Zeeuws Tijdschrift 2/2000