1. Het huis "Hedda" (rechts) en "De Eekhoorn" aan de
Heerderweg 9 even buiten Epe. Op de achtergrond zijn
de schoorstenen van de pottenbakkerij te zien.
2. Het begieten van de planten in de tuin samen met de
kinderen Lot, Cees en Betty en een vriendinnetje.
3. Veel boslandschappen in de omgeving van Epe werden
geschilderd.
4. Regelmatig kwamen kooplustigen in de toonkamer van
huize Hedda.
sen schaaldieren, zeeanemonen, kwallen en wieren.
De onderwerpen blijven beperkt, er zijn bijvoor
beeld geen portretten stad- of straatgezichten van Chris
Lanooy bekend, maar er is duidelijk een oeuvre opge
bouwd met incidenteel hoge kwaliteit.
Oefeningen en vorderingen in de glaskunst
In 1919 gaat Chris Lanooy werken voor de glasfabriek
Leerdam, aangetrokken op aanraden van architect
K.P.C. De Bazel (1869-1923). Eerst beschildert hij
bestaand glaswerk met dezelfde gedeeltelijk gefanta
seerde diepzeefauna en -flora als op het keramiek.
Bestaande glazen inmaakpotten worden voorzien van
een diepzeevegetatie, waarin zeepaardjes, sluier- en
snuitvissen zwemmen. Al spoedig gaat hij over op het
ontwerpen van gebruiksglas, waaronder bolle en recht-
wandige flessen, kannetjes, bekers en een wastafelset.
Ook hier blijft de hand van de pottenbakker herkenbaar
en een deel van dit werk (vooral een serie drijfschaal-
tjes) zou zo van de draaischijf kunnen zijn gekomen.
De kleine beschilderde vaasjes en bekertjes zijn meer
glas gebleven met bloemen, vlinders en libellen.
Hij gaat daarna ook glas blazen. De vorm werd
daarvoor getekend en hij maakte met kleurpotlood op
kleine stukjes papier de schetsen voor de beschilderin
gen. Daarnaast schreef hij aanwijzingen voor de uit
voering op de tekening, die hij soms met waterverf
inkleurde. Een serie bekerglaasjes met verticale en
horizontale zwarte en witte lijntjes kreeg de naam
'rust' (1921-1923). Dit lijnenspel heeft hij ook bij een
servies en enkele borden toegepast. In de laatste
gevallen betrof het ontleden van een voorstelling zoals
Mondriaan nog veel consequenter heeft gedaan.
De eigen vormgeving en ontwerpen van het glas
begint met een serie geringde kommen uit 1920 uit
gevoerd in blank glas, irisé, goudluster en annagroen.
Hier blijkt weer de voorliefde van de pottenbakker voor
een bepaalde vorm en het gebruiken van verschillende
soorten glazuren onder meer lusters. De pottenbakkers-
aard komt vooral naar voren in de open vormgeving
en de manier van afwerking.
Uit deze periode stamt ook een serie tabakspotten,
gegolfde bekerglazen en bonbonnières. Toch blijft hij
later ook glas beschilderen zoals blijkt uit het bekende
tranenvaasje en een aantal zeer fijn met libellen, mug
gen en bloemen gedecoreerde bekers. Glazen serviezen
38 Zeeuws Tijdschrift 2/2000