Linksboven: Wieprooster getekend door de De Rijke, anti-erosiemaatregei als onderdeel van de 'bergwerken'. Rechtsboven:
Inspectie van de 'bergwerken' op 7 april 1880. Midden voorste rij staat De Rijke, met zijn duim achter zijn broekriem. Foto's
uit: In een Japanse stroomversnelling (Zutphen 2000).
maar zij gaven ook, zodra de westerlingen in hun ogen
voldoende kennis hadden overgedragen, Japanners de
projectleiding in handen.
Wij weten het nodige van De Rijkes privéleven uit deze
tijd door de correspondentie die hij voerde met George
Escher, een van de collega-ingenieurs die hij op weg naar
Japan had leren kennen en met wie een vriendschappelijke
band was ontstaan. Escher had De Rijkes scherpe inzicht
in waterbouwkundige problemen al snel onderkend en
gaf eerlijk toe dat hij ondanks zijn ingenieursopleiding
de mindere was van de in de praktijk gevormde De Rijke.
Voor de aannemerszoon De Rijke moet de levenslange
vriendschap met de gediplomeerde Escher, die bovendien
uit de gegoede burgerij afkomstig was, een belangrijke
psychologische waarde hebben gehad. In zijn brieven hield
hij Escher op de hoogte van zijn werkzaamheden, vroeg
hem 0111 technisch advies, riep zijn hulp in bij stagneren
de materiaalleveranties en liet zich de nieuwste vaklitera
tuur toesturen. Maar hij vertrouwde zijn vriend in zijn
hoekige, telegram-achtige stijl ook bijzonderheden toe
over de gezondheidstoestand van zijn vrouw en kinderen,
zijn eigen kwalen, of de slepende conflicten met de 'Jaapjes',
de Japanse ambtenaren.
Over zijn persoonlijkheid laat hij zich in zijn correspon
dentie nauwelijks uit en ook van anderen zijn daarover geen
karakteriseringen bekend. Hij was ongetwijfeld een gedre
ven vakman, een harde werker die lange uren maakte en
zich weinig tijd gunde voor amusement of uitstapjes. Pas in
1891 liet hij de teugels wat vieren en maakte met zijn doch
ter Coba een grote tocht door de bergen.
Oprechtheid en eerlijkheid waren voor hem vanzelf
sprekende waarden, hem wellicht met de Colijnsplater
paplepel ingegoten. Maar hij moest keer op keer ervaren
dat die deugden in Japan weinig betekenden. Hij wantrouw
de de Japanse politiek en bureaucratie, waar de omgang
werd gekenmerkt door veinzerijen, vormelijkheden, rituele
formules en gebruiken, die in de ogen van de rechtlijnige
waterbouwer niets anders waren dan holle huichelarij.
Had De Rijke met veel autoriteiten een moeizame ver
houding, veel hartelijker waren de contacten met gewone
mensen. Een bijzondere band ontstond met de boeren in
Mino, waar hij herbeplantingsprojecten leidde. Zij droegen
hem op handen en schraapten zelfs wat van hun karige
geld bij elkaar om hem met giften te troosten toen zijn
vrouw Johanna overleed. De eenvoud van deze boeren
raakte niet alleen een gevoelige snaar, maar moet De Rijke
ook een gevoel van herkenning hebben gegeven.
Het De Rijke koor in Tokyo
Zijn gezin betekende het meest voor hem. Toen hij in
Roosendaal in de trein stapte om het Japanse avontuur te
beginnen had hij naast zijn vrouw Johanna Hassoldt twee
kleine kinderen bij zich. In Japan werden kort na elkaar
nog vijf kinderen geboren. Het gezinsleven in de negen
tiende eeuw werd dikwijls getekend door een dramatische
afwisseling van geboorten en vroegtijdige sterfgevallen.
Ook De Rijke maakte heel wat huiselijke drama's mee.
Zo stierf zijn vierde kind Eleazer al na een paar maanden.
De Rijke maakte zich niet alleen zorgen om leven en wel
zijn van zijn kinderen, maar ook om hun vorming. In 1879
polste hij Escher of deze niet eens rond wilde kijken naar
een geschikt pleegadres in Nederland. Het was hoog tijd,
vond De Rijke, dat de oudste kinderen het 'demoraliseren
de Japan' verlieten en dat zijn oudste zoon Jan goed onder-
30 Zeeuws Tijdschrift 2000/3