o° V- de aanzienlijke oorlogsschade in het gebied en na de watersnoodramp van 1953 kwam het plan op een zeer laag pitje te staan. In 1956 lijkt er weer wat beweging in de zaak te komen, maar op de uitbreidingscommissie vergadering op 15 mei 1959 zijn de tekeningen er nog steeds niet. Er is wel een ruwe schets maar die dient nu toch echt gefinaliseerd te worden.4 Enige maan den later schreef de burgemeester mijn vader dat het plan vrijwel rond was. Dat optimisme was gezien de voorgeschiedenis nergens op gestoeld. Dat het idee van mijn vader hem goed uitkwam was een tweede. Hij zou er de monopoliepositie van P.S. de Keuninck van camping Welgelegen mee hebben kunnen doorbreken. Dat zou niet lang daarna met een andere camping toch gebeuren. Het bungalowpark annex camping dat mijn vader in gedachten had, is er nooit gekomen. Noch van zijn plan noch van zijn brief vond ik een spoor in het dossier terug. Ook niet in het derde dossier dat alle plattegronden bevat.5 Wel lukte het andere ondernemers, ondanks het nog ontbreken van een uitbreidingsplan, een midgetgolfterrein aan te leggen dat dit jaar zijn veertigste verjaardag viert. Het werd in 1962 nog voor zien van een butagasafvulinstallatie. Dat was wel handig voor de kampeerders die daarvoor braaf naar Vlissingen gingen om hun butagasfles bij te laten vullen! Het zou nog tot eind 1962 duren voor het uitbrei dingsplan definitief door de gemeente kon worden goed gekeurd. De provinciale goedkeuring liet ook nog enige tijd op zich wachten en daarom kon de eerste steen pas in 1964 gelegd worden. De toenmalige gemeente secretaris van Cadzand P.J.I. Verhage kan het zich alle maal nog als de dag van gisteren herinneren. 'Te wei nig krachtdadig bestuur is niet alleen van deze tijd', zegt hij. Verhage woont nog steeds in Cadzand op een plaats die lokaal omschreven wordt als het Gat van Faas (de familie Faas is eigenaar van Hotel Noordzee dat in 1938 gebouwd werd). Daar breken de wolleen onder invloed van het Zwin en het is daarom de plek met de meeste zonuren in Nederland. Wij reden door de gewraakte uitbreiding en ik realiseerde me dat ik voor het eerst in deze omgeving van geordend en wit geschil derd burgermansfatsoen kwam. Verhage is er terecht nog tevreden over als hij die vergelijkt met een soort gelijk park uit de jaren negentig dat heel wat minder ruimte ademt. 'Alles bovenop elkaar', verzucht hij. Ook hadden we het nog even over de unieke R.K. Strandkerk die door een dijk van Cadzand-Bad wordt gescheiden. De bouw daarvan vormde, zo verzekert hij mij, voor de overwegend hervormde gemeenteraadsleden geen enkel bezwaar. Zo ruimdenkend waren ze wel. Immers moeten de vele Brabanders en Limburgers die er komen ook niet naar de kerk? Terwijl het gemeentebestuur en mijn vader droom den van bungalowparken werd de vrije tijd in Cadzand- Bad vooralsnog nog op Welgelegen doorgebracht. Dat de sanitaire situatie er niet geheel optimaal was, bleek uit een bericht in het Zeeuwsch Dagblad. Onder de kop 'Hoogst ongezonde toestand op Cadzands kampeer terrein' geeft een journalist ongezouten kritiek op de slechte sanitaire voorzieningen. 'Ondanks een jaren lange exploitatie van het terrein, beter gezegd van de badgasten, is de weide waar thans wordt gekampeerd, nog nooit geëgaliseerd. In het midden van het terrein ligt voorts een smerige waterput, waarin afval van hak hout, boomstronken enz. is gegooid. Ook breekt men als het ware de nek over stenen en puin, die over het gehele terrein verspreid liggen. Omstreeks half acht uur in de morgen, wanneer de kampeerders ontwaken, vormt zich voor de drie toiletten een lange rij. Het is niet bepaald parlemen tair uitgedrukt, maar velen zijn dat wachten moe en zoeken hun heil bijvoorbeeld in de duinen. Uit een oogpunt van volksgezondheid zijn deze toiletten, die in een onooglijk hoekje boven een diepe put zijn aan gelegd, vanzelfsprekend ondingen. Weten we boven dien, dat de bevolking van dit kampeerterrein in de zomermaanden voorzichtig geschat kan worden op een vijftienhonderd personen, dan kan iedereen dade lijk zien, dat de klachten juist zijn. Voor deze vijf tienhonderd zijn er welgeteld vier kranen voor wasge- 30 Zeeuws Tijdschrift 2001/2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 32