en culturele voorzieningen. Hij pleit voor bovenlokale
samenwerking al dan niet onder regie van de provincie.
Voor de versterking daarvan stelt hij de oprichting van
een regionaal fonds voor dat een deel van de winst bij
realisatie van bestemmingen zou moeten krijgen. Een
dergelijk fonds zou kunnen bijdragen aan infrastruc
turele verbeteringen op allerlei terrein.
Daarom legt Ten Doeschate de nadruk op het eco
nomisch belang van investeringen in leefbaarheid en
de sociale structuur, want leefbaarheid (sociale cohesie)
weegt steeds zwaarder bij de beslissing zich ergens te
vestigen. Dat de multiculturele stad wat dat betreft
minder te bieden heeft dan het platteland begint niet
alleen tot meer mensen door te dringen, maar ook tot
bedrijven. Die trekken weg uit gebieden waar de vei
ligheid van hun eigendommen en die van hun klan
ten en werknemers niet gewaarborgd is. Veertig pro
cent van de ondernemers ervaart criminaliteit als het
grootste bedrijfsprobleem. Ten Doeschate trekt de lijn
- vestiging op het platteland - niet door, maar in de bij
drage van W.T. van Gelder, Commissaris van de Koningin
in Zeeland, gebeurt dat wel.
De verGooiing van Zeeland
In zijn 'De VerGooiing van Zeeland' focust Van Gelder
op de maatschappelijke en sociale verschillen tussen
stad en platteland. Hoewel die in Nederland niet zo
groot zijn als bijvoorbeeld in Amerika waar dat ver
schil tot uitdrukking wordt gebracht met de aandui
ding urban en rural. Wel constateert hij dat ondanks
het stedelijke uiterlijk van Middelburg het maatschap
pelijk klimaat dorps is. Dat komt tot uitdrukking in
het conflictvermijdend gedrag dat eigen is aan de
overlappende netwerken in een relatief dun bevolkt
gebied. Het rechtstreeks conflict wordt vermeden en
vindt meestal zijn uitlaatklep in roddel, maar als het
conflict niet meer te vermijden is, slaan de zekeringen
door. 'Voortdurende conflictvermijding ontneemt een
landelijke samenleving blijkbaar ook het vermogen tot
conflictbeheersing.
Verwijzend naar Verburgs's proefschrift, Zeeland
3940-1990. Economische ontwikkeling in het licht van de
ruimtelijke economie en de economische geografie, waarin
deze stelt dat het Zeeland ontbreekt aan een wervend
verstedelijkingsniveau, vergelijkt Van Gelder dit met
het imago van Zeeland nu en trekt voor Zeeland een
parallel met ontwikkelingen in Het Gooi aan het
begin van de twintigste eeuw. Dat was toen een lande
lijk gebied maar de stedelijke rijken die er gingen
wonen op zoek naar rust namen nieuwe economische
activiteiten mee, zoals radio en tv. Het Gooi heeft nu
alle stedelijke kenmerken maar heeft toch zijn lande
lijk karakter behouden.
Een soortgelijke ontwikkeling voorziet Van Gelder
in Zeeland. Waren het eerst nog pensioenmigranten
die uit de omliggende stedelijke agglomeraties naar
Zeeland trokken, nu zijn het ook hoogopgeleiden met
jonge gezinnen die niet werkplekgebonden in het
Zeeuwse groene hart gaan wonen. Als voorbeeld van
nieuwe economische activiteit noemt Van Gelder het
Internetbedrijf Zeelandnet in Kamperland. Om het
groen te houden moet er wel een gedegen landschaps
plan komen waarin de landschappelijke kwaliteiten
beschreven staan en hoe ze behouden en versterkt
kunnen worden. Van Gelder concludeert: 'Met behoud
en versterking van de landelijke kwaliteit zou dan een
urbane ontwikkeling in maatschappelijk zin mogelijk
kunnen zijn. Een urbane kwaliteit die in hoog
waardige kennisintensieve economische bedrijvigheid,
in veelsoortige culturele activiteiten en in kwalitatieve
woonfuncties tot uitdrukking komt temidden van een
aangename groene omgeving.' Een zelfde geluid valt
te beluisteren in de bijdrage van F.G. van Diepen-Oost.
Wonen in het landelijk gebied
In haar bijdrage 'Wonen in het landelijk gebied' gaat
Van Diepen-Oost, lid van de Raad voor het landelijk
gebied, in op de inhoud van het advies van de Raad over
5 Zeeuws Tijdschrift 2001/2