Geboorte, liefde en dood als levensketen
Over 'Eerste Liefde1 van Samuel Beckett
Een nieuwe productie van het Zeeland Nazomer Festival is 'Eerste Liefde', een bijzondere vertelling van de
legendarische Ierse schrijver Samuel Beckett, een van de meest vooraanstaande auteurs van de 20ste eeuw.
De bekende acteur Bert André zal deze bijzondere monoloog in een regie van Albert Lubbers spelen in
stemmige Zeeuwse kasteeltuinen, locaties die nauw aansluiten bij de sfeer van deze tekst.
Alex Mallems
De Ierse schrijver Samuel Beckett (1906-1989) schreef
Eerste Liefde in 1945 oorspronkelijk als een novelle, maar
het manuscript bleef lang in zijn bureaulade liggen
omdat de vrouw waarvan in het verhaal sprake is, nog
leefde. Beckett brak als auteur pas door in 1953 met
zijn spraakmakende toneelstuk Wachten op Godot.
Hij vestigde zijn wereldfaam verder met stukken als
Eindspel, Gelukkige dagen, of Krapps laatste hand. In 1969
ontving hij als ultieme erkenning van zijn oeuvre de
Nobelprijs voor Literatuur. Die bekroning was de onmid
dellijke aanleiding om Eerste Liefde alsnog te publiceren.
Autobiografisch
Eerste Liefde is een interessante tekst om het over de
schrijver Beckett en zijn werk te hebben. Het verhaal
gaat kort samengevat over een man, een eenzaat, die
zich zijn eerste liefde herinnert, een vrouw die naast
hem op een bank kwam zitten om zich te verwarmen.
Het is een ontroerend, diepmenselijk verhaal met een
verrassende ontknoping. De novelle bevat niet alleen
talrijke autobiografische elementen, maar is ook thema
tisch karakteristiek voor zijn oeuvre. De typische pro
blematiek - de vereenzaamde mens, het onverbrekelijk
verbonden zijn van leven en dood - maar ook Becketts
zwartgallige humor zijn in Eerste Liefde aanwezig en
kondigen reeds zijn latere meesterwerken aan.
De fascinatie voor kerkhoven is een autobiografisch
element in het werk van Beckett. Uit zijn dagboekno
tities blijkt dat overduidelijk. Zo beschrijft hij in 1936
in detail een bezoek aan het beroemde kerkhof en cre
matorium van Ohlsdorf in Duitsland, waar hij in die
periode woonde. Hij maakte een aantal lange wande
lingen door die immense begraafplaats en dacht dat
het hem tot poëzie zou inspireren. Een gedicht over
het kerkhof kwam er nooit, maar zijn herinneringen
aan Ohlsdorf bleven scherp en hij verwerkte ze in zijn
vertelling Eerste Liefde waarin hij schreef: 'Op mijn
vaders kerkhof was ik niet zo dol. Het was te ver weg,
midden in de wildernis tegen een heuvel, en te klein
ook, veel te klein, nog een paar weduwen en alles was
9 Zeeuws Tijdschrift 2001/3-4