Gij schande van de schepping
Gods spijt is belichaamd in deze
mens!
(Prins Willem III komt instrumen
taal heftig tussenbeide en brengt hen
tot zwijgen. Ze worden door de prins
kort en krachtig toegesproken
6. De zeeslag een dansfeest
(Tromp en De Ruyter voelen zich bei
den nu door de prins onderbroken. Ze
zingen samen en dansen een innige
ontroerde dans.)
de ruyter tromp (sprekend):
Duidt u ons niet euvel prins
Dit spreken bent u niet gewend
want de gruwelen der schone zee
die zijn u onbekend
De gevechten aan dek
de manoeuvres op zee
de bewegingen zijn in balans
Wij halen onze harten op
in een bloederige dodendans
U weet heel veel mijn prins
maar dit kent u geenszins
(Tromp en De Ruyter beginnen te
zingen
Een arm die zich strekt
naar links in de lucht
een moment wat wil pakken
maar verdwijnt op de vlucht
de lucht in geschoten
In de ogen de schrik
Naar het gapende gat
de verbijsterde blik
De plek waar iets zat:
een arm die zich strekt
Dat kent niet een koning
met alle respect
Alles is mogelijk
Alles gebeurt
Alles wat mogelijk is gebeurt
Met duizenden kogels
Mijn God wat een leed
Stuur een van die duizend
die mij niet vergeet
En wegneemt het leven
En redt mij als mens
Men sterft juist nooit
Wanneer men het wenst
Alles is mogelijk
Alles gebeurt
Alles wat mogelijk is gebeurt
En draait dan de wind
dan draaien de kansen
Mannen die vechten
En schepen die dansen
Kogels die vliegen
door kledingen heen
Een hoofd zonder lichaam
Een voet zonder been
Het water is rood
Van droom onvervuld
Van hartstocht gestold
in eeuwig geduld
Geen mond meer of tong
maar gekreun alle dagen
om toorn en goedheid
der dood aan te klagen
't 'Mare Liberum'
Dat woord van De Groot
De 'vrijheid op zee'
Dat gaat over dood
De moeder der tochten
Naar 't rijk van de doden
voert vroeger of later
altijd over water
Duidt ons dit niet euvel
prins, taal is niet duur
Een zee van woorden prins
Woorden vol vuur
Wij zijn als een vlam
verschroeien de aarde
En gloeien, verteren
dan alles van waarde.
En licht wordt dan alles
door ons vuur bestookt
En kool zal het worden
door ons uitgerookt.
de ruyter:
Wij kunnen alles laten branden!
tromp:
Alles brandt in onze handen!
de ruyter:
We branden kracht en macht en
haat
tromp:
We branden vijand en het kwaad
de ruyter:
Wij branden zelfs dat wat waar is
tromp (uitbundig):
Wij branden zelfs een raadspensio
naris!
de ruyter (stopt):
Wat?
tromp (nog steeds uitbundig):
Wij branden zelfs een raadspensio
naris!
Johan de Witt heeft ook gebrand
kermend om God en vaderland
Zijn ogen, zijn hart, zijn edele
delen
versneden, verdeeld. Niets bleef
bespaard
de ruyter:
En waar was jij? Waar? Waar?
tromp:
en ieder die het graag wil weten
Ik stond erbij en keek ernaar
De muziek stopt
7. De bekentenis
(De muziek is gestopt. Tromp beseft
wat hij gedaan heeft: hij heeft in feite
bekend. Hij wil zo snel mogelijk weg)
de ruyter:
Sire heeft u dat gehoord?
tromp (terwijl hij vertrekt)
Ik moet vroeg weer aan het werk
mensen monsteren voor weer een
nieuwe slag
de vloot weer prepareren
En bij het krieken van de dag
ga ik ter kerke
(Tromp verdwijnt. We horen hem op
de gang delen van zijn proloogsolo
herhalen.)
Hoor!
18 Zeeuws Tijdschrift 2001/3-4