met 140 hectare grond die nu in de problemen zit.
Vergeet niet dat deze boeren tot voor kort tot de land
adel gerekend mochten worden. Een deel gebruikt nu
vier of vijf hectare voor gespecialiseerde fruitteelt.
Kweekt bijvoorbeeld van die grote kersen voor elite
winkels in Parijs en New York. De markt voor dat
soort producten is uiteraard beperkt. Dus je kan niet
zeggen: 'Alle Zeeuwse boeren moeten zich gaan rich
ten op zacht fruit of en masse witlof gaan verbouwen.'
Andere vraag is: 'Wat gaan we doen met dat land?' We
hebben er een architectenbureau opgezet en dat stelde
onder andere voor om vakantiewoningen te gaan bou
wen. Op zich was dat een doorbraak in ons beleid.
Een tijdje geleden zou dat ondenkbaar zijn geweest.
De landbouwproblematiek hangt met andere woorden
ook nauw samen met een mentaliteitsverandering die
moet plaatsvinden.
Toen u in de politiek begon lag dat anders...
Zeker. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig - ik zat
in het dagelijks bestuur van de PvdA, werd in '74 lid
van de gemeenteraad in Vlissingen en in '78 wethou
der van die stad - leefden we in een tijd dat de bomen
tot de hemel leken te groeien. Het Sloegebied werd in
één keer uitgelegd en veel partijen spraken al over de
verwezenlijking van Sloe II. Dat komt makkelijk vol,
zei men. Niet dus. Nog los van alle landschappelijke
en milieuproblemen die daaraan kleefden, bleek later.
Ik ben twee jaar bezig geweest met de sanering van
het grondbedrijf: kosten 74 miljoen gulden. Ik bedoel
maar. In de jaren tachtig lazerde de boel in elkaar en
begin jaren negentig ook. We hebben nu het tij mee,
ofschoon de inflatie stijgt.
Om de zaak gezond te houden moeten er keuzes worden
gemaakt
Hebben we gedaan. Er ligt een strategische visie. Ik
zeg ook altijd tegen critici: als je een soort plattelands-
stad wil blijven en de mogelijkheden om te groeien
afsluit, dan heeft dat voordelen maar ook nadelen.
Accepteer dan dat je bijvoorbeeld voor de opera naar
Antwerpen moet.
Na de opening van de tunnel ben je zelfs zo in Gent.
Geweldig toch?
Zeeuws-Vlamingen zijn daar allang aan gewend
Dat klopt. Die gaan naar het ziekenhuis in Brugge.
De voornaamste reden daarvoor is overigens dat je
daar geen wachtlijsten hebt.
Moet Zeeland eigenlijk wel hetzelfde voorzieningenni
veau nastreven als elders?
Dat kan niet, denk ik. En ik vind dat persoonlijk ook
geen ramp, maar het vereist beheerst beleid.
Maar zou Zeeland niet gebaat zijn bij een universi
teit? En dan niet in de traditionele zin, maar je zou
kunnen denken aan dependances van Amerikaanse
universiteiten?
Ach, voor zover ik daar over kan en mag oordelen: ze
doen op de hogeschool verschrikkelijk hun best.
Is het niet jammer en onverstandig datje de Zeeuwse
jongeren de randstad injaagt?
Waarom? Je kan in een provincie met een kleine vier
honderdduizend inwoners nu eenmaal geen universi
teit runnen...
Het belang van hoogwaardige opleidingen en hoog
opgeleide Zeeuwen om de economie en het bestuurlijk
niveau te stimuleren valt toch niet te ontkennen?
Absoluut. Er zullen dus ook jongeren van buiten
Zeeland hiernaartoe moeten komen. Als we maar
interessante banen kunnen bieden. En dat gaat de
goede kant op.
Ik word nu al benaderd door studenten logistiek
vanwege de containerterminal. Die zien dat Vlissingen
ook leuke cafés heeft en een mooi strand. Die willen
hier best blijven. De containerterminal van Hessenatie
biedt over pakweg vijf, zes jaar aan achthonderd men
sen werk, waarvan een kwart op hbo en universitair
niveau. Vergeet bovendien niet dat Zeeland op dit
moment achttienduizend pendelaars telt. Er is hier
dus heus wel wat te halen.
Die imago-campagne voor Zeeland is dus eigenlijk
overbodig?
Met die campagne willen we vooral bedrijven trekken.
Internationaal gezien is die echter niet nodig. Als
ik naar Florida of all places ga weet iedereen waar
Vlissingen en Terneuzen voor staan. We zijn de twee
de forest product-haven van West-Europa en ook in de
papierwereld hoef je niets uit te leggen. De nieuwe
bedrijven moeten uit de randstad komen. Bedrijven
die daar om de een of andere reden in de knel zitten.
23 Zeeuws Tijdschrift 2001/3-4