Gezicht op Oud Vlissingen. Uit: Braun en
Hogenberg 'Civitates Orbis Terrarum'.
'Zelandia Inferioris Germaniae Pars', het
eiland Walcheren in de tweede helft van
de i6e eeuw. Uit: Gerard de Jode,
'Speculum Orbis Terrarum'.
Spotprent op Anjou, Leicester, en Filips II.
Uit: H. Arnoldus en P.M. Wolters 'Het
heden uit het verleden', Apeldoorn 1958.
Leicesters taak bestond uit het (tijdelijk) op zich
nemen van de leiding in de oorlog tegen Spanje. Een
oorlog tussen Engeland en Spanje riskeren wilde
Elisabeth absoluut niet; om die reden had zij de door
de Staten aangeboden soevereiniteit over de Nederlanden
geweigerd. De Staten benoemden Leicester tot land
voogd en verleenden hem (achteraf gezien) te ruime
bevoegdheden: de titel en het ambt van landvoogd
gaven aan hem de hoogste burgerlijke en militaire
autoriteit. De Engelse koningin werd hier niet in gekend.
Leicester ging hiermee zijn instructies te buiten en
schaadde daarmee de buitenlandse politiek van zijn
vorstin. Als onderpand voor de terugbetaling van de te
maken onkosten werden door de Staten voor een perio
de van dertig jaar de steden Den Briel, Vlissingen en
fort Rammekens aan Engeland overgedragen. Tevens
namen twee Engelsen zitting in de Raad van State.
Leicester was in de Nederlanden een groot voor
stander van een sterk generaliteitsgezag en een calvinis
tische nationale kerkorde. Hij onderschatte de invloed
van de regenten schromelijk en meende een tijdlang
zelfs dat de opstandige gewesten een calvinistische
theocratie vormden. Ook wenste hij de oprichting van
een Generaliteitskamer van Financiën. Hiermee joeg hij
zowel de machtige Hollandse regenten als de besturen
van de afzonderlijke staten met hun voorkeur voor
gewestelijk particularisme tegen zich in het harnas.
Zijn voornaamste tegenspeler was de Landsadvocaat
van Holland, Johan van Oldenbarneveldt. Het door
Leicester ingestelde verbod op handel drijven van de
opstandige gewesten met Spanje, waardoor die hun
voornaamste bron van inkomsten misliepen en
Engeland indirect bevoordeeld werd, en zijn politieke
keuze voor de steile calvinisten maakten de situatie
alleen maar erger. Bovendien gebruikte hij de door
koningin Elisabeth toegezonden geldmiddelen die uit
sluitend bedoeld waren voor het betalen van de 7000
man troepen niet enkel voor dit doel. Omdat de
Staten bekend stonden als slechte betalers gebruikte
Leicester een aanzienlijk deel van het geld om de
Engelse huurlingen te betalen die reeds in Staatse
dienst vochten. Dit leidde tot onvrede onder de man
schappen van het expeditieleger.
Gedesillusioneerd vertrok Leicester eind 1586 naar
Engeland. Tijdens zijn afwezigheid werden Deventer
en Zutphen door de Engelse bevelhebbers in Staatse
dienst Stanley en Yorke aan de Spaanse bevelhebber
Alexander Farnese, hertog van Parma overgegeven.
Mede als gevolg hiervan had de Staten-Generaal geen
enkel vertrouwen meer in een Engelse landvoogd. Bij
zijn terugkomst in juli 1587 in de Nederlanden wer
den daarom aan Leicester alle soevereine bevoegdhe
den incluis de leiding van het Staatse leger ontnomen.
Ondertussen ging ook nog het gerucht dat hij er door
Elisabeth op uit gestuurd was om vredesonderhande
lingen met de hertog van Parma aan te knopen. Door
Van Oldenbameveldt werd intussen prins Maurits steeds
meer op de voorgrond geschoven. Begin december
1587 keerde Leicester definitief naar Engeland terug.
De olieverfschets van Taurel
Leicester, met pluim op de baret, in het gezelschap
van Engelse soldaten heeft zo juist voet aan wal in
Vlissingen gezet. Vanwege zijn knappe uiterlijk was
Leicester de favoriet van de koningin, maar ten tijde
van de expeditie naar de Nederlanden was hij dik
geworden en was de scherpe trekken van zijn gelaat
verdwenen. Zijn snor en baard waren verwilderd en
hij zag er wat opgeblazen uit. Taurel heeft Leicester
treffend weergegeven.
35 Zeeuws Tijdschrift 2001/3-4