Domburg voor de Tweede Wereldoorlog- Helemaal rechts op de foto met de twee Domburg aan het begin van de twintigste eeuw.
identieke daken Zee en Duin, links daarvan Pension Golfzicht. Foto particuliere Foto particuliere collectie.
collectie.
De werken van de zeer veelzijdige kunstenaar Jan Toorop
(1858-1928) reisden omstreeks 1900 heel West-Europa
door. Werd er bij zijn eerste optreden in Duitsland in
1893, in het Glaspalast en vervolgens de Secession van
München, nog alom gelachen om zijn symbolistische
werken, anno 1899 besefte men dat hij toen al het gebied
van de 'voorstelling' ver achter zich had gelaten. 1
Tussen 1894 en 1905 exposeerde Toorop buiten
Nederland onder meer in Berlijn, Brussel, München, Lon
den, Liverpool, Kopenhagen, Dresden, Wenen, Krakau,
Warschau en Venetië. In 1903 was zijn werk te zien bij de
Nassauische Kunstverein en de Wiesbadener Gesellschaft
für Bildende Kunst en in 1905 in Frankfurt am Main. 2
'Met veel genoegen las ik ook van je succes in
Frankfort', schreef de in Berlijn wonende Zeeuwse
schilder en componist Geert von Brucken Fock in
januari 1906 aan Toorop, 'waar je nu, zoals van Rees
mij dezer dagen schreef (dien ik voor eenigen tijd eens
van hier 't een en ander meegedeeld had), spoedig terug
keert om je portretten te schilderen, als je dan tenminste
beter bent van je influenza-aanval.' 3 Toorop had in
december 1905 samen met twee Duitse schilders in
Frankfurt geëxposeerd. Omstreeks die tijd heeft hij de
familie Flersheim waarschijnlijk leren kennen. Eind
1905 of begin 1906 maakte hij in Frankfurt onder
meer een potlood- en krijttekening van de tienjarige
Edith Flersheim en tussen 1905 en 1911, in Domburg
of Frankfurt, ook van haar vader Ernst. 4
Een kunstverzamelaar in Frankfurt
Zoals elders in West-Europa, onstond na de Napoleon
tische oorlogen ook in Frankfurt am Main een nieuwe
culturele elite; naast de geestelijke en wereldlijke macht
hebbers traden nu de burgers als beschermheren van
de kunsten naar voren. In 1817 werd dankzij de nalaten
schap van de koopman Johann Friedrich Stadel het
beroemde Stadelsche Kunstinstitut opgericht; biblio
theken, een opera, meer musea en een universiteit
volgden. De joodse bevolking van Frankfurt had in
1864 volledig burgerrecht gekregen en daarmee de
mogelijkheid haar stem te laten horen op politieke
en cultureel terrein. Vele vermogende joodse burgers
ontwikkelden zich tot kunstverzamelaar en maecenas,
onder hen de broers Martin (1856-1935) en Ernst
Flersheim (1862-1944). 5
Op 14-jarige leeftijd waren zij in de door hun voor
vader Moses Samuel Flersheim omstreeks 1790 opge
richte handelsfirma in ruwe materialen opgenomen.
In 1892 namen ze de leiding van het bedrijf over, dat
mede dankzij de verbeterde transportmogelijkheden
een geweldige bloei beleefde. Met een vermogen en
jaaromzet van vele miljoenen behoorden de Flersheims
tot de economische elite van Frankfurt. Vooral Martin
Flersheim en zijn vrouw Florence Livingstone zouden
naam maken als kunstverzamelaars. Hun huis aan de
Mendelssohnstrasse 78 was algemeen bekend, niet
alleen omdat het een indrukwekkende, van bovenlicht
voorziene kunstzaal bevatte waarin symbolistische en
impressionistische werken van meesters als Arnold
Böcklin, Ferdinand Hodler, Max Liebermann, Franz von
Stuck en de Franlcfurtse kunstenaar Jakob Nussbaum
al vroeg een plaats hadden gekregen, maar ook omdat
er 'salon werd gehouden'. Geregeld kwamen kunste
naars en kunstvrienden er op zondagavond samen. Zoals
Jakob Nussbaum behoorden ook de algemeen directeur
van de Franlcfurtse musea Georg Swarzenski en de
42 Zeeuws Tijdschrift 2001/3-4