tot Zeeuwse rashengst
Paarden horen bij Zeeland. Maar is dat wel zo? Natuurlijk. Tot in de jaren zestig waren er de vertrouwde
beelden van de zware werkpaarden voor ploeg of eg. Van 'Zeeuwse knollen' - eigenlijk Belgische trekpaarden
- die stoer en trouw in de wei stonden te grazen met de kont naar de westenwind. Zeeland telde in de eerste
helft van de vorige eeuw een aantal belangrijke trekpaardenfokkerijen. In 1920 waren er 36.000 paarden.
Door de komst van tractor en vrachtwagen daalde hun aantal rap tot slechts 400 in 1978. Nu zijn het er nog
een handvol, gehouden uit liefhebberij, overwegingen van nostalgie of voor het ringrijden. Rijpaarden zag je
tot voor kort maar weinig in het Zeeuwse. Het op grote schaal houden van paarden 'voor de sport' is een
betrekkelijk jong verschijnel in deze provincie. De laatste tien jaar is het aantal ruiters en amazones opeens
fors toegenomen. Paardensport is 'in', ook in Zeeland en onder brede lagen van de bevolking.
Peter van Houte
Dat was vroeger wel anders. Er waren wel ruiters en
verenigingen, maar die beperkten zich tot de boven
laag van de Zeeuwse bevolking. Het was een sport
voor de happy few; want wie kon het zich permiteren
om 'voor de lol' zulke 'luxe' paarden te houden? Voor
21 Zeeuws Tijdschrift 2001/5
veel Zeeuwen dienden paarden als noeste werkers; ze
werden gehouden voor het werk en er werd uitslui
tend mee gefokt om voor opvolging van de werkpaar
den te zorgen. Van dat 'speelse sportgedoe' moesten
ze in Zeeland lange tijd niets hebben.