André van der Veeke Op teletekst vallen denksport en duivensport in dezelfde categorie. Dat kan geen toeval zijn. Ook in de duivensport moet een kampioen over een heldere kop beschikken. Hij moet bovendien bereid zijn om een flink kapitaal te investeren. Het imago van de melker is echter nog steeds dat van Jan met de Stofjas. En zijn luchtbrigade wordt een beetje denigrerend 'de renstal van de kleine man' genoemd. Toch bezit de Man met de Anjer te Soestdijk - om maar eens atypische melker te noemen - ook een hok met postduiven. De RVD maakt daar echter nauwelijks gewag van. Stof, stront en veren Als kind taalde ik niet naar de duiven van mijn broers. Ik kan me niet herinneren dat ik ze ooit een blik waar dig keurde. Ik 'deed' de kippen, hield ook een tijdje van een konijn en dat was alles wat ik aan dierenliefde op kon brengen. Mijn vader was echter enthousiast. Als kind had hij zelf ook duiven gekweekt. Zijn oude liefde was weer ontvlamd. Tot mijn verbazing liep hij vaak met duivenvoer in zijn zak om vreemde duiven te lokken. Toen mijn broers wat ouder werden en aan wedstrijdvluchten mee gingen doen, wilden ze dat hij daarmee ophield. Aan vreemde duiven had je niks. Je moest je eigen goede soort kweken. Vreemdelingen belandden dan ook steevast bij de poelier. In de ogen van mijn broers was ik de baarlijke anti melker. Nooit speurde ik op zondagochtend de hemel af op zoek naar de ultieme stip, een duif die uit Bordeaux of Pau terugkeerde. Ik keek niet in de hokken en als iemand een pasgeboren duif onder mijn neus hield wist ik niet hoe snel ik een andere kant uit moest kijken. De kale vleeszakjes met hun wiegelende waterhoofden konden me niet bekoren. Stof, stront en veren, zo onge veer vatte ik de activiteiten van mijn broers voor mezelf samen. Stiekem was ik echter trots als hun namen na een goede vlucht in de krant kwamen. 29 Zeeuws Tijdschrift 2001/5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 31