Ontwerp voor duivengeboortekaartje. Thomas van der Veelte.
De omslag
Al heel vroeg had mijn zoon interesse voor vogels.
Ik heb een fotootje van hem waarop hij als driejarige
naar een jonge merel wijst, die op het stuur van zijn
fietsje zit. Waarschijnlijk kon hij vogels betoveren in
die tijd. Naïef als ik was, meende ik zijn voorkeur in
acceptabele banen te kunnen leiden. Er waren immers
weidevogels, watervogels, roofvogels. Hij kreeg er
volop boekjes over en we gingen op excursie in de
natuur. Bovendien tekende hij naar voorbeeld rood
borstjes, mussen, torenvalken en uilen.
Uiteindelijk mocht het allemaal niet baten. Sinds
een jaar staat er een groen hok in mijn tuin, op de
plaats waar eerder mijn geliefde vlinderstruik lokte en
geurde. Op elfjarige leeftijd is mijn zoon al een fana
tiek duivenmelker. Dat ene hok van hem is tot daar-
aantoe, maar ik weet uit ervaring hoe het bij duiven
melkers gaat. Het hok moet verbouwd en groter wor
den. Er komt altijd een hokje of een ren bij. Acht dui
ven en niet meer, heb ik gebruld. Ik zal zien hoe het
afloopt.
Teiwijl ik dit schrijf is mijn zoon op scouting-kamp
en verzorg ik zijn duiven, 's Morgens in alle vroegte
laat ik ze uit, schraap de stront van de bodem van het
hok, ververs het water en mik acht lepels voer in een
bak. Vervolgens lok ik de beesten die een paar rondjes
gedraaid hebben door hevig te schudden met een bus
voer en 'kum, kum' te roepen zoals ik mijn broers
altijd heb horen doen.
's Middags mogen ze nog een ronde doen. Soms
laat het zonlicht hun veren even oplichten tijdens een
draai of zwenking. Als ik die schittering boven mijn
hoofd zie voel ik me trots en vergeet al mijn scepsis.
De moed om kampioen te worden
Mijn broer H. vraagt me om zijn nieuwe web-site op
taalgebruik te controleren. Twee dingen vallen me op.
Op de eerste plaats de retoriek die hij gebruikt. Als ik
hem daar op wijs, is zijn verweer dat superlatieven nu
eenmaal gemeengoed zijn in de wereld van de melkers.
Je zou jezelf tekort doen als je die achterwege liet.
Verder begin ik voor het eerst te beseffen hoe
moeilijk het is en hoeveel toewijding het vraagt om
een goede duivenmelker te worden. Uit zijn verhaal
maak ik op dat hij lef heeft - maar dat wist ik al lang -
en dat hij durft te experimenteren. Hij kiest voor een
natuurlijke benadering van de duivensport zonder
veel medicijngebruik. Ook hardt hij de duiven door de
ramen van de hokken 's winters niet te sluiten. Het
resultaat mag er zijn: hij is een van de beste Nederlandse
'vliegers' op de middellange afstand geworden. (Zelf
zou hij zeggen: de beste.)
Nergens wordt de uitbreidingsdrift van de duiven
melker beter geïllustreerd dan bij hem. Er staat al bijna
een straatlengte hokken in zijn tuin, maar toch heeft
hij weer plannen. Vroeger dacht ik in mijn onnozel
heid dat je alle duiven bij elkaar kon zetten, maar nu
ben ik erachter gekomen dat er allerlei afdelingen met
soorten duiven zijn: hokken voor de jonge duiven,
hokken voor de 'weduwenaars' en reguliere hokken.
De garage is compleet met bovenbouw ook beschik
baar voor de sport. Ik begin te beseffen dat ik een pro
fessionele sportman in de familie heb.
Sprinters en marathonvliegers
Niet iedereen speelt hetzelfde spelletje met zijn duiven.
Er zijn allerlei soorten specialisten: op de korte, de
middellange en de lange afstand (vitesse/mid-fond/
fond). De duiven vliegen meestal van het zuiden naar
het noorden. Tijdens de vlucht dragen ze een vlucht-
ring. Deze draait de melker na terugkomst van de duif
in een duivenklok, zodat de tijd van aankomst geregis
treerd wordt. Tegenwoordig gebeurt dit ook met behulp
van een elektronisch constateer-systeem. Uiteindelijk
geeft niet de tijd van aankomst, maar de gemiddelde
snelheid de doorslag. De duivenmelkers wonen immers
op verschillende afstand van het vertrekpunt. Mijn broer
H. speelt mid-fond; broer R. en neef J. hebben voor de
lange afstand gekozen.
30 Zeeuws Tijdschrift 2001/5