repliek als dat nodig was.' Hij vermoedt dat het taal
gebruik er mee te maken heeft. 'Je hoort natuurlijk
direct op radio of televisie dat iemand een Zeeuw is,
dat hoor je bij mij ook. Ik vind dat niet erg, maar
mensen hebben het daar soms moeilijk mee. De
echte Hollanders zullen dan meteen zeggen: daar heb
je weer zo'n Zeeuw die geen Nederlands spreekt.
Raas pleit voor een zekere fierheid. 'Ik heb me nooit
minder gevoeld dan wie dan ook en dat moet geen
enkele Zeeuw doen; want dat is-ie niet. En Zeeland is
toch een prachtig land. We hebben hier de beste restau
rants, de mooiste stranden, het mooiste landschap. We
hebben hier alles. Laten we daar nou eens een beetje
trots op zijn...!'
Over de toekomst van Zeeland heeft Raas zo zijn
eigen gedachten. Natuurlijk vind hij het prima als er
zich meer bedrijven vestigen. Hij weet dat het goed is
voor de economie en voor de welvaart in het Zeeuwse.
'Maar', zegt hij ook: 'Ze moeten het niet helemaal vol
bouwen, er moet een beetje ruimte blijven. Die ruimte
dat is toch juist zo mooi. Zeker hier in 's-Heerenhoek.'
Niet weg uit Zeeland
Raas is inmiddels in de derde fase van zijn loopbaan
gekomen, van actief wielrenner, via ploegleider naar
manager ('ploegbaas'). Het was telkens even wennen,
maar hij wil niet anders. Immers nog altijd in zijn
stiel. 'Ik zit nog steeds midden in het gedoe en dat
doe ik verdomd graag, alleen op een andere manier.
Een echte kantoorbaan is het ook niet. Ik zit hier veel,
vooral vroeg in de ochtend, maar ik rijd nog altijd zo'n
veertig a vijftigduizend kilometer per jaar, vooral in
Nederland. Dus je begrijpt: ik zit niet altijd thuis.' Zijn
blik op de wereld is wel veel breder geworden. 'Dat
moet ook wel. Ik lees niet alleen meer de Wielerrevue',
zegt hij met zijn bekende gevoel voor understatement.
'Ik volg alles veel breder. Belgische kranten las ik altijd
al, maar nu liggen hier ook de regionale en landelijke
7 Zeeuws Tijdschrift 2001/5