mee op. Dat geldt ook voor de centrale omschrijving
van het provinciale cultuurbeleid: 'Het is primair
gericht op het mede tot stand brengen van een zo
gevarieerd mogelijk en gespreid cultureel aanbod in
Zeeland'. Ook in deze omschrijving zit nog al wat rek,
met andere woorden het sluit weinig uit en men lean
er zich dus ook geen buil aan vallen. Eerlijkheidshalve
dient daarbij vermeld te worden dat de nota bijna
impliciet en tussen andere betogen door een lans
breekt voor een 'eigen Zeeuws beleid', voor 'eigenzin
nigheid' en 'innovatie', waarbij ruimte dient te zijn
voor 'vernieuwing', voor 'experimenten', voor 'nieuwe
en onbekende zaken'. Alles bij elkaar lean men stellen
dat het provinciaal cultuurbeleid op een intelligente
manier inspeelt op de vanuit het landelijke circuit aan
gegeven tendensen, maar dat deze gelegenheidsim
pulsen grotendeels de plaats innemen van een eigen,
helder gearticuleerde toekomstvisie.
Naast het provinciebestuur is er nog de Raad voor
de Cultuur Zeeland, die het in zijn tweejarige leven al
bracht tot een visienota, Profijt van het Tij. Bij nader
inzien blijkt de visie van de Raad, bescheiden als hij
kennelijk nog is, zich slechts te concentreren op het
provinciaal kunst- en cultuurbeleid voor de periode
2001 tot 2004. Inderdaad lijkt veel van de inhoud te
verwijzen naar de komende vier jaar, zonder de lijnen
door te trekken naar de verdere toekomst. Daarbij wordt
in abstracto de keuze niet vermeden: liever weinig van
het betere dan een eerlijke verdeling die leidt tot mid
delmatigheid, zo luidt het hier en daar. Waar de nota
van de Raad voor de Cultuur ook in slaagt, is aan te
tonen dat er in de laatste decennia een zekere stroom
versnelling is waar te nemen in de ontwikkeling van
kunst- en cultuur in Zeeland. Daaruit wordt een
bepaald enthousiasme geput om ook nu de ontwikke
ling met kracht te bevorderen, maar een analyse van
succesfactoren en een onderzoek naar omstandighe
den, waaronder bepaalde initiatieven niet tot bloei zijn
gekomen zoekt men tevergeefs. Kortom: het is duide
lijk waar de Raad voor de Cultuur Zeeland vandaag de
dag voor staat, maar een duidelijke toekomstvisie heeft
hij nog niet. Als vervolg op deze eerste nota wordt het
tijd het zeil te hijsen en de eigen koers voor de toekomst
te bepalen, in plaats van alleen maar te profiteren van
het gunstige tij.
Regio met stedelijke trekken
Valt het culturele toekomstperspectief voor Zeeland
eigenlijk wel te omschrijven? Heel concreet en tot in
alle details is dat uiteraard moeilijk, het is ook niet
praktisch, omdat de werkelijkheid zich toch altijd
weer anders ontwikkelt dan men zou verwachten en het
is eigenlijk ook niet wenselijk, omdat een al te rigide
planmatigheid en doelgerichtheid het onveiwachte en
de improvisatie uitsluit. Als er iets in het denken over
deze materie enige ruimte mag krijgen dan is het wel
een zekere mate van creativiteit.
Een graad van abstractie is dus zowel noodzakelijk
als gewenst. Het is een algemeen thema en een breed
geaccepteerd gegeven dat Zeeland, met veel andere
plattelandsgebieden in Nederland bezig is te verande
ren van een agrarisch-landelijk gebied in een regio
met stedelijke trekken. Of anders gezegd: de rurale
samenleving is bezig urbane kenmerken in zich op te
nemen. De scheiding tussen stad en platteland wordt
veel minder scherp. Daarvoor zijn allerlei oorzaken
aan te geven, waarvan de televisie zeker niet de
geringste is. Maar ook de tendens om het werken in
de stad te combineren met het wonen op het platte
land heeft de druk op de bestaande plattelandscultuur
vergroot. Zowel de oorspronkelijke bewoners als de
nieuwkomers stellen nu andere eisen aan de kwaliteit
van het bestaan en koesteren andere verwachtingen,
ook andere culturele verwachtingen van het voorzie
ningenniveau van hun woonomgeving, dan de vroege
re bewoners van het platteland.
Het is dus niet irreëel het culturele ambitieniveau
van het platteland anno nu te formuleren in termen
die ontleend zijn aan rurale omstandigheden. Dat
betekent niet dat men de culturele voorzieningen uit
een stedelijke context zonder meer kan overbrengen
naar het platteland, of dat men alles wat elders
gebeurt heilig en tot norm verklaart. Waar het wel om
gaat is het culturele voorzieningenniveau in de regio
van zodanige impulsen, middelen en mensen te voor
zien, dat het in variatie, kwaliteit en professionaliteit
vergelijkbaar is met wat de stadsbewoner ter beschik
king staat.
Dit nu zou men zeer wel een cultureel perspectief
voor Zeeland kunnen noemen. Helemaal origineel of
hemelbestormend is deze gedachte allerminst. Er zijn
onderdelen van het culturele leven in Zeeland, bijvoor
beeld op het gebied van de beeldende kunsten en dat
van de kunsteducatie, waar de praktijk vrijwel overeen
komt met het geschetste perspectief. Waar het om gaat
is dat er in de culturele werkelijkheid altijd een aantal
30 Zeeuws Tijdschrift 2001/6