Anton Constands (rechts), Carmt Stuiveling en Kees Slager
in de VPRO-studio in 1979.
is het schrijven en uitspreken van commentaren en
essays voor de VPRO-radio.
Zijn verschijnen op de 's-Gravelandseweg in
Hilversum is op zichzelf al iets bijzonders. Uitgerekend
Anton, die de godsdienst zijn leven lang bestreden heeft,
geeft vanaf het moment dat de VPRO in 1968 zijn 'punt
jes' verliest (en daarmee de vrijzinnig protestantse iden
titeit) die omroep een nieuwe identiteit. Even serieus
en als ooit de dominees de idealen van het vrijzinnig
protestantisme verklaarden aan de luisteraars, becom
mentarieert de atheïst Anton nu het wereldgebeuren.
Zittend in dezelfde huiskamerachtige studio (misschien
wel in dezelfde stoel), sprekend via dezelfde microfoon,
is hij in de meest letterlijke zin de plaatsvervanger der
dominees. Niet dat hij zich ooit als de ideoloog van de
VPRO opwerpt. Daarvoor is hij teveel anarchist geble
ven. Hij spreekt nooit namens een organisatie.
'Mijn uitgangspunt wordt gevormd door de strijd voor
de persoonlijke vrijheid', zegt hij. 'Ik sta wantrouwig
tegenover de collectiviteit. Elke collectiviteit voelt zich
altijd bedreigd en dat brengt een hele serie van agres
sies, angsten, machtsgevoelens en afschuivingen van
verantwoordelijkheid met zich mee. Het enige tegen
wicht tegen de meerderheid is een zo groot mogelijke
vrijheid voor de minderheid.'
Als Anton in 1979 tachtig jaar wordt, wijden we daar
een twee uur durend programma aan, dat ik mag pre
senteren. En zo zit ik op een woensdagmorgen aan de
presentatietafel, samen met Anton en een aantal van
zijn vrienden, onder wie Mies Bouhuys, 'literatuur
paus' Garmt Stuiveling en oud-Spanjestrijder Piet Laros.
Het loopt uit op een uitvoerig eerbetoon aan het adres
van de jarige, die vergeleken wordt met Domela
Nieuwenhuis, de aartsvader van het Nederlandse anar
chisme. Constandse wuift de lof weg en geeft haarfijn
het verschil aan tussen hem en Domela.
Ik vraag hem of hij denkt dat het anarchistisch
gedachtegoed uiteindelijk zal overwinnen. 'Het anar
chisme', onderwijst Anton, beminnelijk maar realistisch
als altijd, 'is de uiterste consequentie van de redelijke,
zedelijke, wetenschappelijke elementen in de cultuur.
Maar een anarchistische samenleving zou alleen te
verwezenlijken zijn bij een volslagen ontwapening. En
dat is op dit moment een utopie. De situatie waarin
wij nu leven is nog half barbaars.'
Voor iemand van 80 jaar is de dood dichtbij. Maar
met Anton, van wie ik me een indrukwekkend radio
essay over de dood herinner, praat je daar toch makke
lijk over. Als hij trouw is aan wat hij zijn leven lang
heeft geschreven, moet hij er niet bang voor zijn.
'Nee', zegt hij, 'bang zijn kun je alleen voor de hel
of het vagevuur. De dood is voor mij een dromenloze
slaap. Met het sterven van het lichaam houdt het bewust
zijn op. Dat is helemaal niets afschrikwekkends. Het
zou me spijten als ik mijn plannen niet meer kan ver
werkelijken, maar ik geloof dat - als je bij je verstand
blijft - je plannen zult blijven hebben die je wilt ver
wezenlijken. Dus is de tijd van de dood altijd ongun
stig. Maar noodzakelijk.'
Ruim vijf jaar later is het moment voor hem geko
men. Op 23 maart 1985 sterft hij.
Twee jaar eerder heeft hij het eerste nummer van
het maandblad Nieuw Zeeland opgefleurd met een
column. Daarin schrijft hij zichzelf geen Zeeuw te voelen,
al herinnert hij zich z'n jeugdjaren in Brouwershaven
nog intens. Toch voelt hij zich meer 'een burger van
Nergenshuizen'.
Er hoeft dus ook geen monument voor hem op de
haven van Brouwershaven te komen. Maar vergeten
mag hij toch ook niet worden, deze bijzondere zoon
van het eiland. En zeker zijn gedachtegoed niet.
23 Zeeuws Tijdschrift 2002/1-2