'Nooit was ik ergens aan genamer dan te Zierikzee' J i Brief van H.M. de Bruyn de Neve Moll aan P.j. Veth (1842) Paul van der Velde '- c ?yzxy<£ iUx-*z>£ /&- SSs,, pz*£ s^t-^' y^r^, - «^w '*^^7 'c^~*/^y*>' JZ^L -a—- >^iiét Jum Sj'A~/f'*-^' £yye> /^z<- >yV yy-t ,A*. (£^-> 'X' yx i&<? Se 'j y ■A -y-*7 c u aiiulialen 6 ^yTjryrz^ X><- C Xpe^ v/ •ci y £r-y A- e- Wie een biografie schrijft moet weten dat hij het meeste moet weglaten om tot de kern van iemands leven te geraken. Dat gold ook voor mij toen ik mijn biografie Eer? Indische Liefde. P.J. Veth (1814-1895) en de inbur gering van Nederlands-Indië schreef. Uit de vele duizenden brieven van en aan Veth heb ik er uit een kleine honderd geciteerd. Die citaten kunnen een biografie behoorlijk verlevendigen, zoals mijn promotor Cees Fasseur in het tweede deel van zijn biografie van Wilhelmina laat zien. Ik moest mij beperken. Als zich dan, zoals nu, die gelegenheid voordoet, grijp ik die met beide handen aan. Temeer omdat het een uniek oogge tuigenverslag van Zierikzee in 1842 geeft. Toen het plan voor een nummer over Schouwen- Duiveland vaste vorm aannam, schoot mij ineens de naam Moll te binnen. Ik herinnerde mij dat hij een brief uit Zierikzee aan Veth had geschreven. Aan die Moll had ik in mijn biografie weinig aandacht besteed. Wel aan zijn broer J.A. Moll, hoogleraar kerk geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, die een van de boezemvrienden van Veth was. Over deze Moll is het nodige geschreven. Veel minder geldt dat voor zijn jongere broer Hendrik Marinus de Bruyn de Neve Moll (1813-1895) die door toevoeging van de achternaam van moeders zijde geen man is aan wiens naam men gemakkelijk voorbijgaat. Die toevoeging is echter van na de perio de dat hij met Veth naar de Latijnse School in Dordrecht ging. Daarna gingen ze samen naar Leiden waar Moll klassieke talen studeerde en er in 1839 pro moveerde. Door de goede contacten van de familie Moll, handelaren in tabak, werd hij in datzelfde jaar benoemd tot praeceptor van het Erasmiaans gymnasi um in Rotterdam, een tamelijk prestigieuze post voor zo'n jongeman. 'Natuurlijk wordt het vacerende prae- ceptoraat sterk geambieerd', schreef hij Veth begin november 1841, nadat hij tot zijn eigen verbazing tot rector van de Latijnse school van Zierikzee was benoemd. Uit de vijftien kandidaten die hadden gesol liciteerd hadden de curatoren van de Latijnse School een drietal opgesteld, waarop Moll op de tweede plaats stond. Meestel benoemde de gemeenteraad de eerste op die shortlist, maar toch werd Moll met een ruime meerderheid door de gemeenteraad gekozen. Tn eene der vreemde toestanden van een mensch schrijf ik u deze regelen. Gij weet ik vroeg het Rectoraat te Z' Zee, wel nu de keuze is op mij geval len. Dus zal ilc mij na weinige jaren, het waren drie aangename, weer verplaatsen.' Moll had dus wel gesolliciteerd, maar waarom hij dat gedaan heeft, is na de eerste regels nog onduidelijk. Weliswaar was hij yL. GS 7t

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 48