voor de straatverlichting in zijn dorp, aanvankelijk
alleen op werkdagen.
Er wordt vaak gezegd dat de twintigste eeuw pas
begonnen is in 1914. Althans in Europa met de
eerste wereldoorlog. Maar het kleine Zeeuwse boe
rendorp had de hele wereldoorlog door geslapen,
zich veilig voelend in het neutrale koninkrijk. Al
slapende ploegde het toch voort, maar met de
ogen stijf dicht. Voor ons begon de twintigste
eeuw pas in de jaren twintig en eigenlijk door de
komst van het elektrische licht. Het was alsof de
heer Philips wou laten zien hoe stoffig het dorp
eruitzag nu het bestraald werd door zijn peer.
Kort daarop reed de dorpsdokter als eerste parmantig
rond in een automobiel. En al ging de bode nog jaren
lang met zijn trouwe knol naar Goes en terug, zijn
informatiemonopolie op het dorp raakte hij geleidelijk
aan kwijt. In 1920 overschreed het aantal telefoonaan
sluitingen de twintig. Drie jaar later maakte een heuse
busdienst het de Kapellenaren mogelijk binnen een
kwartier warm en droog te arriveren in het zes kilometer
verderop gelegen handelsstadje Goes. Wim Schmidt,
inmiddels student notariaat te Den Haag, kwam in
de weekeinden thuis op wat door de dorpelingen als
'een stoomfiets' werd betiteld. In volle vaart raasde hij
rondjes om de kerk van zijn vader, hoofdschuddend
nagekeken door diens gemeenteleden.
Ook op de plaatselijke economie misten de nieuwe
technische mogelijkheden hun uitwerking niet. Als
gevolg van maatregelen die verband hielden met de
oorlog, had Kapelle in 1917 zijn eigen veiling gekregen
en inmiddels had het dorp zich ontwikkeld tot een
professioneel fruitteeltcentrum. Het inwonertal nader
de de 2500; het sociale leven bloeide. In de schaduw
van de kerk, tegenover het dorpscafé en schuin tegen
over de pastorie, verrees de muziektent van het plaatse
lijke fanfarekorps Ons Genoegen. Nadat eerst het licht
was aangedaan, werd Kapelle nu ook wakker getoeterd.
Als klein kind had Annies leventje zich voornamelijk
afgespeeld in de enkele honderden vierkante meter
metende driehoek pastorie-school-kerk, en ook toen
ze wat groter werd, kwam ze het dorp nauwelijks uit.
Haar vader ging eenmaal per jaar met haar naar de
Antwerpse dierentuin en nam haar af en toe mee naar
Goes, maar dit soort expedities werden door Truida
niet echt aangemoedigd. Zelf liet
deze haar dochter altijd bij Wanne
achter als ze naar Dordrecht of
Friesland ging. En dus was die
ene keer dat Annie na de zon
dagse preek door broer Wim
meegenomen was op een van
zijn illegale klimtochten in de
toren van de kerk, een openbaring
geweest, een besef dat weidse
verten grootse beloften in zich
konden bergen.
Het was ineens hel licht, we stonden op de toren
trans, de bolle wind woei om ons heen. En we
zagen de schepen varen. Veel grote schepen op de
blauwe Westerschelde en een paar kleine bootjes
op de blauwe Oosterschelde. En ik voelde me
dan zo vrij als later nooit meer, nooit meer. die
toren had iets heidens, iets wilds, iets tomeloos.
Die toren had iets van wind en van schepen en
van zeerovers. Die toren was van mij.
De eerste tastbare opening naar een ruimere werke
lijkheid was de fiets die Annie op haar tiende verjaar
dag kreeg om zelfstandig naar haar pianolessen in
Goes te kunnen gaan. Het gehate harmonium in de
salon - 'symbool van al het lelijke, benepene en
versuffende van de in die tijd heersende gristelijkheid'
- was inmiddels vervangen door een piano, waarop
Annie te pas en te onpas haar muzikale kunsten voor
de visite moest vertonen, aangemoedigd door haar
apetrotse moeder.
Vanaf de herfst van 1923 ondernam Annie deze
fietstocht elke ochtend om half acht. In het voetspoor
van haar broer ging ze, leerling nummer 21 van klas 1
Alpha, naar de Rijks-hbs aan de Albert Joachimkade,
die voornamelijk bezocht werd door notabelenkinde
ren uit Zuid-Beveland. De tussenuren bracht ze door
in een kosthuis, waar ze ook terecht kon als het in de
winter te koud was om te fietsen en ze moest wachten
op de bus, die pas om vijf uur naar Kapelle reed.
De eerste hbs-jaren bleef Annie nog redelijk braaf
de volgzame dochter van haar moeder. Ze ging keurig
over, zij het niet met zulke hoge cijfers als op de lage
re school, en werkte aan het aanstaand dichterschap
dat Truida als haar bestemming had bepaald. Zo
bezorgde de bode begin januari 1924 een aan Zus
12 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6