commentaar wordt onderaan vermeld: 'Koster beeldt de
slag bij North Foreland af en niet de Wielingen boven
Zeeuws-Vlaanderen, waar de Ruyter naar uitweek'.
Voor alle duidelijkheid had de titel van het schil
derij beter de slag bij North Foreland kunnen zijn
of de Tweedaagse Zeeslag zoals deze ook wel in de
geschiedenisboeken wordt genoemd. Bij North
Foreland viel echter geen eer te behalen: Tromp
was weg en een nederlaag lag voor de rest van de
vloot in het verschiet. Voor het 'Muzeum' dat er
bovenal op uit was om vaderlandse heldenmoed
breed uit te meten, was dit geen gebeurtenis om
trots op te zijn. De oplossing werd gevonden in de
keuze van de titel (De slag in de Wielingen) en de
inhoud van het begeleidende commentaar. De zin
snede 'het hagelde kogels op zijn (De Ruyters) klein
smaldeel' en De Ruyters uitroep 'Wat overkomt ons,
ik wou dat ik dood was' geven de diepe wanhoops-
stemming weer waarin het restant van de Staatse
vloot verkeerde toen het zich tegenover de Engelse
overmacht zag geplaatst. De kentering komt met de
zin 'De gedachte dat hij (De Ruyter) zijn werk kon
hervatten als hij er 't leven zou af-brengen, bracht
hem echter tot bezinning'; het goed inschatten van de
situatie, het handelend optreden en het knappe stuk
zeemanskunst dat daarbij werd vertoond, dwingt met
recht nu nog onze bewondering af. Om dit gevoel te
bereiken bij de bezoekers van het 'Muzeum' was het
noodzakelijk om bij het schilderij (dat deze wanhoops-
stemming gevolgd door de vermetele ontsnappings
poging juist helemaal niet oproept) een commentaar
te schrijven waarin de heldendaad van De Ruyter uit
voerig uit de doeken wordt gedaan.
Op het schilderij wordt een fragment van de zee
slag bij North Foreland weergegeven. Staatse en
Engelse schepen zijn met elkaar in gevecht. Kanonnen
aan weerszijden worden afgevuurd volgens de regels
van het zeegevecht uit die tijd: beurtelings werden de
kanonnen aan een zijde van het schip op de flank
van een schip van de tegenpartij afgevuurd waarna
gelaveerd werd om de kanonnen die zich aan de
andere zijde bevonden af te schieten. Tijdens het
laveren konden de kanonnen herladen worden. De
zee is bijna rimpelloos; de wind is na drie dagen
storm pas gaan liggen. Tussen de schepen varen
sloepen met soldaten aan boord. De rood-wit-blauwe
driekleur is op een aantal van de afgebeelde schepen
duidelijk te zien. Van een Engelse overmacht is op
het schilderij geen sprake. Enige overdrijving van De
Vos en Van Lennep daargelaten, is de inhoud van het
begeleidende commentaar historisch gezien vrij goed
in overeenstemming met de realiteit. O
Literatuur
Carasso, D„ Helden van het vaderland. Onze geschiedenis in 1 gde-
eeuwse taferelen verbeeld. Amsterdam, 1991.
Kuipers, J. J. B., Zeeuwen te water. Sporen van een maritiem verle
den. Middelburg, 1996.
Maarseveen, M.P. van, 'Ter gedachtenisse van de victorie over 's
vijants scheepsarmada op de binnenstroomen. De slag op het
Slaak (1631) in de zeventiende-eeuwse kunst', De Chulden Roos
58 (1998), 47-64.
Roos, D., Koning-Stadhouder Willem III en de Zeeuwse Admiraal
Cornells Evertsen. Goes, 1988.
Stockman P. en P. Hveraers, Versterckt Zeeland (Middelburg
1999).
Met dank aan P. Everaers, Ter Hole.
De 'Walcheren', het admiraalschip van Zeeland en vlagge-
schip van Jan Evertsen tijdens de Tweedaagse Zeeslag.
Gewassen krijttekening door Koos Hoogendijk, zeeschilder
uit Oud-Vossemeer.
53 Zeeuws Tiidschrift 2002/5-6