Lou Vleugelhof O Dierbaar Land... O dierbaar land, ik heb u weergevonden, vernederd door de trotse overmacht van wind en water, met uw schoot geschonden, uw vruchtbaarheid verdronken in één nacht. O volk, mijn broeder, die door eeuwen water een adelbrief van onversagenheid verkregen hebt, de overvolle maten van leed en rampspoed werden u bereid. Ik hoor uw kinderen als lammeren blaten, uw vrouwen angstig als in barensnood, uw mannen zwijgend dat door donkere gaten onzichtbaar het geweld spoelt van de dood Wat blijft er van de strenge tucht der polders, de kleine bastions van vruchtbaarheid, en van de hoeven waar het graan gezolderd en 't vee gestald is voor de wintertijd? Het water vreet het pasgezaaide koren, het water neemt bezit van huis en haard, ik kan de dieren in de stallen horen, straks liggen zij in water opgebaard. Het water stijgt, de bomen en de daken zijn kleine punten bange veiligheid, maar huis en hof kunnen op drift geraken het grauwe water kent geen onderscheid. O dierbaar land, aan eb en vloed ontnomen, dat door het water weer onteigend zijt, dat God uw volk in deze wrede stromen de ark zend' van Zijn goedertierenheid. Dit jeugdwerk van Lou Vleugelhof is op 7 februari 1953 voor het eerst gepubliceerd in De Maasbode en later in het watersnoodnummer van het Zeeuws Tijdschrift (1953). 8 Ballustrada

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 26