droge zand ver van het
zeeuwse land en over
water wassend water
zo dicht en dichter
bij wat heb ik
met zierikzee
te maken ik leef
hier slechts op
lage grond zout
van de vloed nood
aan de man appel
van de vrouw achter
het lichaam van
de dijk waar
de zeearm zwelt en ik
wijselijk mijn bed op
zolder heb gezet voor
als de dijk moet braken
wat heb ik te maken
met zieriks ee dat
mijn naam niet herkent
voor wat hij is en zijn
verloren jong toe
roept Jie
Jie bin nie
van ier terug
naar het hoge
zand de droge
grond in
het midden een kerk
zonder bidden
de storm de man
het tij voorbij
zie ik spiegelend
in mijn mark gewassen
in mijn aa de volle
maan nog steeds
voor zeeland aan waar
niet alleen de dijken
braken maar wat
maar wat heb ik er
mee te maken