Otto van Rees in zijn atelier, vermoedelijk in Anzio, 1906. Foto part, coll
gesticht. In zijn ouderlijk huis ontmoette hij volgelin
gen en vrienden van zijn vader, anarchisten, vrijden
kers, schrijvers, filosofen en kunstenaars. Zijn eerste
schilderlessen kreeg hij van Herman Heyenbrock en
Jan Toorop. Als leerling van de laatste, bracht hij in
1904 enkele maanden in Domburg door. Toorop - met
zijn vrouw en dochter - en Van Rees staan als
Aangekomen Vreemdelingen' vermeld in het
Domburgsch Badnieuws van 2 juli 1904. Algemeen
wordt aangenomen dat Otto's vriendin Cathérine
(Adya') Dutilh (1876-1959) hem vergezelde, haar
naam wordt echter niet genoemd in de desbetreffende
gastenlijst; sterker nog, zij komt - hoewel haar familie
van oudsher Domburg bezocht - op geen enkele van
de lijsten uit 1904 voor. Adya was afkomstig uit een
Rotterdamse handelsfamilie, zij had een gedegen
schilder- en tekenopleiding in Brussel gevolgd voor
zij zich in 1901 in het Gooi vestigde.
In navolging van Toorop liet Van Rees zich in
Domburg inspireren door de boerenbevolking. De
stippeltechniek van het pointillisme maakte al gauw
plaats voor de lossere en grovere kleurtoepassing van
het divisionisme. Zijn olieverf Walcherse vrouw (1904),
eigendom van het Zeeuws Museum, is door de geraf
fineerde plaatsing van de zachte en lichte kleurtoetsen
een zonovergoten tafereeltje geworden. Het werk
hangt in zaal 6, de eerste zaal van de expositie, vlakbij
Bordurende vrouw (1906), dat er verwantschap mee
vertoont maar decoratiever is en in een wemeling van
enigszins gedempte felle kleuren lijkt te baden.
Mogelijk heeft Van Rees bij de compositie van de ach
tergrond aan Toorops Trio Fleuri uit 1885/1886
gedacht. Niet lang nadat Van Rees op aanraden van
Toorop naar Parijs was vertrokken en woonruimte in
het bekende schildersatelier Bateau Lavoir had gevon
den, voegde Adya zich bij hem. In december 1904
gingen Otto en zij, in de lijn van de Internationale
Broederschap, een vrij huwelijk aan.
Otto volgde in de lichtstad lessen op de Académie
Carrière, zat er naast Georges Braque - hetgeen duide-
28 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5