Van Rees had in 1910 voor het eerst op de Parijse Salon des Indépendants tentoongesteld, vervolgens in de vooruitstrevende Parijse galerie van Berthe Weill. In 1911, 1912 en 1913 exposeerde hij bij de Moderne Kunstkring in Amsterdam, opnieuw bij de Salon des Indépendants en in 1912, met kubistisch werk, op de Sonderbund-tentoonstelling in Keulen, het jaar erna op de Erster Deutsche Herbstsalon in Berlijn. Voor de Eerste Wereldoorlog in de zomer van 1914 uitbrak, nam hij nog deel aan een groepsexpositie in Praag. In september 1914 keerde hij vanuit Frankrijk naar Nederland terug, waar hij als dienstplichtig soldaat in Tilburg gelegerd werd. Na zijn ontslag uit het leger in maart 1915 voegde hij zich bij zijn vrouw en kinderen, die in Ascona verbleven. Daar dreef zijn internationale avant-gardistische achtergrond hem naar kunstenaars als Arthur Segal en Hans Arp, met de laatstgenoemde zou hij zoals hierboven geschetst in Zürich aan de wieg van Dada staan. Domburg revisited Op weg naar Ascona raakte de familie in november 1919 in Frankrijk betrokken bij een ernstig treinonge luk. Otto en Aditya behoorden tot de zwaargewonden. Aditya overleed na enkele dagen, Otto had anderhalf jaar nodig om er lichamelijk weer bovenop te komen. Familie en oude vrienden als de letterkundige Pieter van der Meer de Walcheren boden steun. Door het noodgedwongen langere verblijf in Nederland, werden Otto's banden met het Nederlandse kunstleven hechter. Onder invloed van de Bergense school begon hij het kubisme enigszins los te laten. Naast landschappen, figuren en stillevens legde hij zich, katholiek geworden, nu ook op religieuze thema's toe. In het Domburgsch Badnieuws van 9 september 1922 staat de aankomst in het dorp gemeld van de familie Van der Meer de Walcheren en van Otto, Adya, Magda en Jean-Luc van Rees. Kennelijk bezocht Otto's vader hen tijdens deze sentimental journeywant op een opgeblazen foto in het Singer Museum, door Otto in de Domburgse duinen genomen, is hij in het gezelschap te zien. Volgens het onderschrift staan ook Jan Toorop en vermoedelijk zijn dochter Charley op de foto. Toorop staat er beslist niet op en het is niet goed te zien of de vrouw helemaal rechts op de foto Charley is. Mogelijk is het wel. Begin 1922 was zij in het huis dat haar vader in Bergen voor haar had laten bouwen getrokken, later dat jaar had zij enige tijd in de Borinage gewerkt; Otto van Rees, Ontwerpaffiche tentoonstelling Calerie Tanner Zürich, 1915, collage, coll. Centraal Museum, Utrecht. Foto copyright Centraal Museum, Utrecht. het Badnieuws noemt haar niet, maar zij kan in septem ber wel op bezoek in Domburg zijn geweest. Toorop bracht overigens, in gezelschap van Miek Janssen, dat jaar de zomer voor het laatst in Domburg door. De daaropvolgende jaren zouden de Van Reesen hun tijd weer hoofdzakelijk verdelen tussen Nederland (Deurne), Frankrijk en Zwitserland. In 1924 werd in Ascona de kunstenaarsgroep Orsa Maggiore (Der Grosse Bar) gevormd door twee Zwitserse en vijf bui tenlandse schilders, onder wie de Russische Marianne von Werefkin (1860-1938) en Otto van Rees. In 1928 bouwden Otto en Adya een huis in Losone, een dorpje bij Ascona. Een jaar later trouwde hun dochter Magda er met de Nederlandse schrijver Albert Kuyle wiens werkelijke naam Louis Kuitenbrouwer was. Otto van Rees zou Ascona halverwege de jaren dertig verlaten en steeds meer tijd in Nederland, vooral Utrecht, door brengen. Adya bleef tot na de Tweede Wereldoorlog in het dorp aan het Lago Maggiore wonen. Toorop, die aan het begin van zijn loopbaan had gestaan, noemde Van Rees in 1926 bij een tentoon stelling van zijn werk in het Stedelijk Museum in Amsterdam een 'zuiver écht-contemplatief kunstenaar, die naar het monumentale streeft, gestuwd door ruim 30 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 32