goed en het gaat steeds beter, maar wel veel geleidelijker
dan alle aandacht rond het Requiem doet vermoeden.
Het is in mijn ogen niet zo dat dit stuk nu ineens alle
deuren heeft geopend; het is een proces dat eigenlijk
al een aantal jaren aan de gang is.'
Hij heeft gelijk. Pianist Marcel Worms brengt in zijn
concerten in binnen- en buitenland al jaren ook één
van zijn stukken, Crowing worm, tijdens het Zeeland
Nazomerfestival in 2001 werd zijn kameropera voor
tenor, bariton en slagwerker Kabaal over Michiel de
Ruyter en Cornelis Tromp met succes uitgevoerd [zie;
Zeeuws Tijdschrift 51 (2001)3/4], in opdracht van Nieuwe
Muziek Zeeland bewerkte hij een eerder geschreven
saxofoonlcwintet van Iannis Xenakis voor het Francis
B. Kwartet (samen met Gerard Bouwhuis) en voor het
Xenakis Ensemble legt hij - opnieuw in opdracht van
Nieuwe Muziek - de laatste hand aan een pianoconcert
dat in oktober van dit jaar in wereldpremière gaat in
Yokohama. Er is dus wel meer dan alleen het Requiem
1953 dat zoveel aandacht kreeg.
Een laatbloeier
De - geleidelijke - 'doorbraak' van Douwe Eisenga als
componist loopt zo goed als parallel met zijn komst
naar Middelburg in 1993. Dat ligt niet zo voor de hand.
Hij vestigde zich in de Zeeuwse hoofdstad omdat daar
'de verreweg leukste vrouw van Nederland' woonde en
met haar wilde hij zijn leven delen. Eisenga had in
Groningen een redelijk florerend bedrijf in muziek-
producties voor films, documentaires en vooral
theater in het noorden van het land. In 1990 gaat hij -
27 jaar oud - compositie studeren aan het Gronings
Conservatorium en stopt met zijn bedrijf omdat het
niet te combineren is met de studie. Halverwege die
studie verhuist hij naar Middelburg. 'Het was een
hele rare situatie; ik studeerde in Groningen waar ik
feedback kreeg op mijn stukken en waar ook de uit
voeringen waren en hier in Middelburg zat ik in mijn
werkkamertje aan nootjes te priegelen, zonder dat ook
maar iemand daar iets van afwist. Eigenlijk een hele
ongezonde situatie. Toen ik in 1996 klaar was met
mijn studie wist ik: nu moet het hier gaan gebeuren.
Het moet uiteindelijk toch in je eigen omgeving vorm
gegeven worden.'
Als componist is hij een betrekkelijke 'laatbloeier'.
Hij had altijd al wat met muziek. In de zin dat hij het
zelf wilde maken, wilde creëren, maar het kwam er
niet meteen van. 'Vanaf mijn puberteit heb ik er over
gefantaseerd componist te worden en zekere tijd heb
ik dat weg kunnen drukken. Ik kom niet uit een milieu
waar de weg naar het Conservatorium voor de hand lag.
Het werd door mijn ouders - en door mijzelf - helemaal
niet als iets serieus gezien. Ik droomde er over en
daar bleef het bij. Ik was een popmuziekjongen en
probeerde dat een beetje na te doen.'
Een eigen stijl
Op zijn zeventiende gaat hij 'gewoon' iets studeren:
sociologie. Hij houdt het amper twee jaar vol; komt
erachter dat hij dit helemaal niet wil en dat hij werk
wil gaan maken van dat andere. Dat is nog niet zo
eenvoudig, omdat elke professionele basis ontbreekt.
Hij gaat met keyboards en synthesizers in de weer en
ontwikkelt zichzelf als autodidact. Met behulp van stu
diotechnologie zet hij dingen in elkaar 'die erg leuk
zijn'. Het neemt uiteindelijk bedrijfsmatige vormen
aan en hij kan er behoorlijk zijn boterham mee ver
dienen. Hij heeft er veel van geleerd. Onder druk wer
ken, bijvoorbeeld. 'Ik heb geleerd met deadlines om te
gaan en dat komt me nu van pas. Compositieopdrachten
moeten op een bepaald moment af zijn.' En een eigen
stijl ontwikkelen. 'Ik heb gemerkt dat ik in die jaren
een visitekaartje heb ontwikkeld, een persoonlijke
handtekening.'
Er waren nadelen. 'Op een gegeven moment merk je:
ik blijf hangen, ik heb een bepaald niveau en daar kom
ik niet bovenuit. Ik kom niet verder, mis de ambachte
lijke vaardigheden om nieuwe wegen in te slaan. Als ik
mijn hele leven hierin wil doorgaan dan moet ik mijzelf
professioneel gaan scholen. Eén van de belangrijkste
dingen van zo'n compositieopleiding aan een conser
vatorium is dat je erop getraind wordt om jezelf nieuwe
dingen te laten doen, je leert er trucs en mogelijkheden
om jezelf steeds te blijven ontwikkelen.'
Als hij zich in 1996, 34 jaar oud, dan 'eindelijk'
echt componist mag noemen is opeens alles anders.
'Door zo'n conservatoriumopleiding word je zo door
elkaar geschud dat je na afloop absoluut niet meer
weet hoe je moet componeren. Hoewel mijn docent
mij alle vrijheid gaf om dingen te doen, word je op
zo'n conservatorium heel sterk in de hoek van de
avant-garde gedrukt waardoor je los raakt van je eigen
wortels. Om een positieve beoordeling voor het eind
examen te krijgen wist ik dat ik modernistischer
moest worden dan ik zelf was en ben. Na de opleiding
begon ik helemaal opnieuw. Wat is van Douwe, wat
38 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5