zijn generatiegenoten heeft hij de romantiek afgezwo
ren en houdt er een pragmatische en uitgesproken
nuchtere opvatting over zijn vak op na. 'De Romantiek
in de muziek is eindelijk voorbij, die heeft veel te lang
geduurd. In mijn ogen hoort de hele vernieuwingspe
riode van de jaren vijftig en zestig bij het romantische
idee dat de kunstenaar voortdurend nieuwe wegen moet
bewandelen en het liefst onbegrepen wil zijn. Ik vind
het juist heel erg belangrijk om niét in een ivoren toren
te zitten en daar muziek te schrijven die maar door tien
mensen begrepen wordt. Waarom zou ik in hemelsnaam
steeds alles anders en zo dissonant mogelijk moeten
maken en telkens alles opnieuw moeten verzinnen?
Er is al zoveel. Ik ben geen innovatiecentrum...!'
Typerend voor zijn werk is het ontbreken van strakke
scheidingen tussen muzieksoorten die vroeger onver
enigbaar waren. Zijn muziek ligt weliswaar verankerd
in de pop, maar in zijn composities maakt hij geen
onderscheid tussen popsongs, twaalftoontechnieken,
barokmuziek of oosters getinte cyclische muzikale
patronen. Ze worden door elkaar gebruikt in composi
ties die 'tegelijkertijd toegankelijk en verrassend wil
len zijn', zoals hij het zelf zegt. In zijn muziek zit een
enorme ritmische drive, een zekere harmonie en dis
sonanten; af en toe klinkt het net even anders dan je
verwacht. Tekenend zijn ook de zich telkens herhalen
de patronen. In zijn composities is de kracht van de
herhaling voortdurend aanwezig. Mike Oldfield met
Tubular Bells, de composities van Ton de Leeuw en de
minimal music onder meer van Philip Glass hebben
hem wat dat betreft sterk beïnvloed.
'Ik put uit 2000 jaar muziekgeschiedenis en ik
gebruik alles wat me uitkomt en verwijs regelmatig
naar de rijke traditie. En ik zie in alles een aanleiding
om te componeren. Ik ben overigens lang niet de
enige die dat doet. Veel componisten van mijn generatie
(en enkele voorlopers) staan graag met beide benen in
de samenleving. Michael Nyman, die een concert voor
Mazda schrijft of voor de TGV in Frankrijk. Prima is
dat. Componisten die er niet vies van zijn veel mensen
te bereiken, die zeggen: ik wil weer communiceren.
Daar voel ik veel verwantschap mee. Muziek heeft heel
lang buiten de maatschappij gestaan en keert langzaam
daarin terug. Er wordt pas sinds kort weer muziek
geschreven met een bepaald doel. Theatermuziek bij
voorbeeld die puur functioneel wordt gecomponeerd.
Wat moet er komen? Oh dat en dat. Nou dan maak ik
dat toch voor je.'
Prachtige teksten
Het is die pragmatische houding die hem in 1999 op
het idee brengt om iets te doen rond de herdenking van
50 jaar Watersnoodramp, in februari 2003. Hij voelt
goed aan dat dit een grote impact zal hebben en denkt
dat het als componist 'fantastisch' zou zijn er een aan
deel in te hebben. Het is een uitgelezen mogelijkheid
om zijn muziek ook een maatschappelijke functie te
geven, los van het praktische gegeven dat het een
goede aanleiding is om aan een compositieopdracht te
komen. Hij neemt dus zelf het initiatief. 'Ik ben in de
bibliotheek gaan zitten met een rijtje boeken over de
Watersnoodramp, heb er de bundels uitgepikt die
naar aanleiding van die Ramp zijn geschreven en
kwam op de bundel van Ad Zuiderent die in 1983 is
verschenen naar aanleiding van de 30-jarige herden
king van de Ramp met daarin prachtige teksten van
Christopher Levenson [zie: Zeeuws Tijdschrift 53 (2003)1].
Ik wist onmiddellijk: die wil ik gebruiken.'
Levenson, die als vrijwilliger na de Ramp in Zeeland
verbleef, schreef hele persoonlijke observaties over wat
40 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5