een varend geslacht
Helder betrad, kon hij nog niet bevroeden wat voor
merkwaardige wending zijn loopbaan uiteindelijk zou
nemen. In de periode 1952-1962 voer hij in alle offi
ciersrangen bij onder meer de Koninklijke Java-China-
Paketvaart-Lijnen, een maatschappij die vóór de
Tweede Wereldoorlog Java-China-Japan-Lijn heette. In
de jaren zestig werd hij rijksloods in het district
Scheldemonden. Toen sloeg de vonk over tussen Roos
en de stad Vlissingen, een liefde die tot de dag van
vandaag stand houd en die hem op het spoor van de
Zeeuwse maritieme geschiedenis brachten. Ook de
welgevulde boekenkast van zijn tweede vrouw Hilde
werkte hierbij inspirerend, vertelt hij. 'Voorheen had
ik wel historische belangstelling, maar las weinig.
Over schrijven dacht ik al helemaal niet.'
Na een eerste publicatie in het Zeeuws Tijdschrift
over de concurrentie tussen het Belgische en
Nederlandse loodswezen op de Westerschelde (1983)
verscheen er van de hand van Roos een milde stroom
artikelen over de meest uiteenlopende aspecten van
de maritieme geschiedenis. Zijn favoriete periode is
de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd van
Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West
Indische Compagnie (WIC), waarover hij boeken
schreef. Met zijn kloeke Twee eeuwen varen en vechten
ontwikkelde Roos zich tot specialist op het gebied van
het Zeeuwse maritieme oorlogswezen. Hiermee evo
lueerde hij van aanstekelijk verteller tot officieel
wetenschapsbeoefenaar.
Maar de doctorsbaret zit nog lang niet zo ver
trouwd als de oude loodsenpet, weet Doeke Roos. 'Je
stapt als niet-academisch geschoold man ook niet zo
makkelijk binnen in dat universitaire wereldje,' zegt
hij. 'Een promotor vinden is moeilijk. Nu kende ik de
mijne, professor J.R. Bruijn, al uit het circuit van
maritieme tijdschriften en bijeenkomsten. Een autori
teit als hij aan je kant krijgen is belangrijk. De contac
ten bij de voorbereiding van mijn boek en promotie
waren over het algemeen goed, maar niet vrij van
ergernissen. Er ontstaat toch een soort gezagsrelatie.
Ik moest als oudere enkele tientallen colleges lopen
en lid worden van het 'promovendi-gezelschap', een
nuttige en stimulerende club trouwens. Maar als je
promotor een alinea in je tekst schrapt die een week
onderzoek heeft gekost, komt dat toch ietwat gevoelig
aan.'
De academische discipline was ook anderszins wel
eens een probleem voor Roos. 'Aardig vertellen vinden
ze eigenlijk niet zo leuk in het Leidse maritieme
wereldje (terwijl de narratieve traditie bij andere histo
rische specialisaties wel hoog in het vaandel staat),'
ervoer hij. 'Een woord als 'echter' stoorde ze al.
Academisch vakjargon gooide daarentegen wél hoge
ogen. Maar daar hou ik weer niet zo van. Mijn verhaal
moet ook buiten de muren van academia kunnen
boeien. Het is in principe bestemd voor iedere geïnte
resseerde.'
Tegen de promotie zelf, op 9 april in de Leidse
senaatskamer, zag Roos op als tegen een berg. 'Je
wordt daar geconfronteerd met acht hooggeleerde
mannen en je hebt geen idee wat ze gaan vragen. Je
hebt natuurlijk wel een beeld van de visies die circule
ren in die Leidse kringen. Maar verder? Totaal onbe
kend. Sinds ik 'm Jaap mocht noemen heb ik wel
geprobeerd mijn promotor op voorhand wat uit te vra
gen, maar dat leverde geen snars op.'
Zeeuws-Hollandse rivaliteit
Twee eeuwen varen en vechten is opgebouwd uit zeven
omvangrijke hoofdstukken rond de belangrijkste
Evertsens, beginnend met stamvader Evert Hendrikse
(ca. 1540-1601), kaper en kapitein in dienst van de
51 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5