Leeflang, Jacques Hamelink, Jan G. Elburg, Anton
Korteweg, Christopher Levenson, Gerrit Achterberg
en een stoet anderen - onder wie ook Ad Zuiderent
zelf.
Dichter en neerlandicus Ad Zuiderent is van 1944
en maakte als kind in 's-Gravendeel in de Hoeksche
Waard (Zuid-Holland) de Ramp mee. 'Ik heb de
watersnood meegemaakt,' meldt hij. 'Maar ik heb niet
op het dak gezeten, ik heb geen familieleden verloren,
ik ben niet gered door een helikopter. Ik heb dus
eigenlijk niets meegemaakt.' Niettemin heeft de
Ramp een blijvende invloed op hem en zijn werk
gehad. Zijn inleiding 'Wat wordt een ouder in je han
den zwaar' beslaat 41 bladzijden! Hierin de eigen
belevenissen van Ad Zuiderent in de Rampdagen én
een verslag van zijn lange queeste door de literatuur
over de Ramp. De slotzin hiervan is verrassend, vooral
omdat de auteur in kranteninterviews naar aanleiding
van de verschijning van Na de watersnood de loftrom
pet stak over het toch zwaar op de gammele methode
van de oral history berustende boek De Ramp van Kees
Slager: 'Intussen draag ik dit boek ook op aan de pijn
lijke onbetrouwbaarheid van de herinnering en aan de
helende kracht van de verbeelding.'
Na de watersnood is een aanvulling en uitbreiding
van een eerdere herdenkingsbundel van Zuiderent
over de Februariramp. In 1983, bij de dertigjarige her
denking, publiceerde hij een eerste bloemlezing,
genaamd 1 Februari 1953, Stormramp en watersnood
nagewerkt in gedichten, verhalen en toneeltekst. In een
vorige aflevering van deze rubriek meldde ik dat dit
boek jammerlijk flopte - ik had het uit zeer betrouw
bare bron -, waarop de auteur mij meedeelde dat er
toch maar een tweede druk van was verschenen. Het
boek verscheen als coproductie van twee uitgevers -
vandaar de verwarring misschien? Haast tragikomi
sche verwarring trof ook de auteur en één van de uit
gevers bij de presentatie van die eerste bloemlezing,
zo lezen we in Na de watersnood. Het eerste exemplaar
werd in Zierikzee aangeboden aan de prinsessen
Juliana en Margriet. Zuiderent en uitgever Hans
Uijtdewilligen ernaartoe. Vreemd genoeg waren ze
niet officieel uitgenodigd voor deze herdenkingsbij
eenkomst van het Rode Kruis. In een plaatselijke café
wachtten beiden dus tot het officiële gedeelte voorbij
was, in de verwachting dat ze nog iets zouden horen.
'Dat gebeurde ook: iemand van de organisatie kwam
melden dat de voormalige koningin, die in 1953 al
gauw in 's-Gravendeel op bezoek was geweest,
gevraagd had of de samensteller ook aanwezig was en
dat men haar gezegd had dat dat niet het geval was.
Met die kennis gewapend gingen wij weer terug,
belaagd door een hevige storm die ons van de
Haringvlietbrug dreigde af te blazen.'
Hoe onvoorbereid zijn we altijd op rampen,
ook mentaal. Een schokkend voorbeeld van het onver
mogen om de verschrikking te vatten of te aanvaarden
biedt een opvallend hardvochtige, in Na de watersnood
opgenomen dagboeknotitie van Hans Warren (uit
Geheim Dagboek dl. 4), genoteerd op 2 februari 1953.
Warren was urenlang als vrijwilliger met de spade in
de weer geweest aan de Borsselse dijk, en liep even
voor vieren 's middags gedesillusioneerd naar huis.
De organisatie van het werk was chaotisch, de zeedijk
zou het volgens Warren tóch niet begeven, de helft
van de vrijwilligers deed niks of liep elkaar in de weg.
'Thuisgekomen wilde ik me baden, scheren, me
opmaken, parfumeren, om zo, op mijn mooist, met
schone kleren aan bij een warm vuur te genieten van
Pompes funèbres terwijl de wereld rondom me mocht
verdrinken. Schoon en geurig en mooi lezen, terwijl
kleumende mensen urenlang in de bomen hingen of
als vogels op de daken zaten te turen of een bootje
redding bracht. Terwijl lijken ronddreven, huizen
wegspoelden, schepen vergingen. Het liet me koud op
dat moment.'
De dichter als toekomstbouwer
Water en het rivierenland (van Schelde, Rijn en
Merwede) spelen ook een belangrijke rol in de kleine,
eenvoudig uitgegeven bundel Zeeuwse dageraad, met
dertien gedichten van Robert de Haan (Dordrecht
1946). De Haan werkt als dichter en beeldhouwer.
Wegens een geleidelijk tot blindheid leidende oog
kwaal moest hij zijn werk als creatief therapeut en het
schilderen opgeven. Het laatste vond een substituut in
zijn poëzie, die meestal van klassieke vorm is en een
sterk visueel karakter heeft. Het titelgedicht Zeeuwse
dageraad is eerder gepubliceerd in het literaire tijd
schrift voor zuidwest-Nederland Ballustrada. In de
achter de verzen opgenomen 'Aantekeningen' lezen
we, dat Robert de Haan om de idee die ten grondslag
ligt aan de bundel gestalte te kunnen geven, ook enke
le gedichten uit vorige bundels heeft opgenomen in
56 Zeeuws Tijdschrift 2003/4-5