Rinus Ferdinandusse Geen dierbaarder plek voor ons op aard, geen oord ter wereld meer ons waard. Als we op de omvangrijke liederenschat afgaan, is wat de Zeeuwen: de grond, de klei, het aan zee ontworstelde. Dat is ook logisch. Maar toch lijkt de tijd gekomen om dat beeld bij te stellen. Wat de Zeeuwen bindt - en daarin onderscheiden ze zich van vrijwel alle mensensoorten - is het licht. Het reine licht van de Zeeuwse hemel. Dat licht, mateloos puur, ijl en transparant; land-in-zee gevat in parelmoer. Want alleen daardoor is de fascinatie te verklaren die de Zeeuwen hebben met film: hun hele bestaan speelt zich af tegen een groot, magisch, helderwit-fluorescerend scherm. Geen bioscoop ter wereld heeft zo'n natuur lijk, schitterend, wit doek. Dat deze filmobsessie pas nu in volle omvang duide lijk wordt, is ook typisch Zeeuws. Geen grote studio's. Niet: Beveland Goes Hollywood. Gewoon klein, voor het vermaak op zaterdagavond in het dorpshuis. Of voor een winterfestivalletje, als in de schuur van een grote boerderij bewoners van verschillende dorpen hun filmpjes aan elkaar lieten zien. Dat verklaart ook waar om die grote, Zeeuwse filmschat, na alle geruchten, nu pas echt ontdekt wordt: een generatie sterft en op zolders en in kelders vinden erfgenamen de talloze blikken met films en filmfragmenten. Nu er, na al die verrassende vondsten, een beetje zicht komt op die Zeeuwse filmerij, zal ik proberen tot een voorlopige inventaris te komen. De eerste Zeeuwse film is zonder twijfel De Bottenzee (1937), gemaald door Kor Kouijzer. We zien (veel) Zierkzeese vissers op de plaats waar nu de Zeelandbrug ligt, hun netten ophalen. Tussen de vis: een mammoetwervel, een hoorn van een oeros, een dij van een dinoraptor. Deze onderde len worden door een zelfbenoemde stadsarchivaris op een weiland aan elkaar gepast, waardoor een soort Duivelandse Jurasic Park ontstaat. Het drama ontstaat als een predikant op de kansel (hij lijkt een tweedrup- pelige voorloper van Orson Welles als Father Mapple in Moby Dick) de hele week hel en verdoemenis gaat pre ken: de schepping is van God, die mammoeten en oer-elanden kunnen dus hoogstens vijf eeuwen oud zijn, hebben ergo nooit bestaan. Door een Goddelijke(l) ingreep komen vervolgens de dieren tot leven, vertrap pen de predikant en pastorie, en storten zich massaal in de Oosterschelde, waarna de Zierkzeese vissers, diep 20 Zeeuws Tijdschrift 2003/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 22