kostschool waar wij op zaten. Een film in dezelfde categorie was Z (1965) van Constatin Costa-Gavras, een politieke thriller over corruptie in Griekenland waar mijn Algerijnse zwager mij in de stad van de gebroeders Lumière mee naar toe nam. De film is in zijn geboorteland geschoten omdat het toenmalige kolonelsregime het in Griekenland verbood. De wereld liet zich erin van zijn donkerste kant zien, maar geluk kig zag ik kort daarna het bevrijdende en onbeschrijf lijk komische Mon Onde (1958) van Jacques Tati. De Blue Movie-factor Terwijl de grote cinema's het langs de Champs-Élysées in de jaren zeventig nog redelijk deden, kon dit allerminst gezegd worden van de bioscopen op het platteland, Zeeuws-Vlaanderen incluis. De kleine seksbioscopen (maximaal 50 stoelen) daarentegen schoten als padde stoelen uit de grond. Ze dreven vooral op Belgen die en masse de geslachtsmagazijnen van Sluis en Hulst overspoelden. Het had er alles van weg dat het niet lang zou duren voor er in Zeeuws-Vlaanderen geen bisocopen meer zouden zijn. Toen kwam als een deus ex machina Blue Movie (1971) uit de lucht vallen. Deze film van Wim Verstappen, met in de hoofdrol de uit Hulst afkomstige stud Hugo Metsers, was in ieder geval de redding van De Koning van Engeland. Twee jaar zat de zaal stampvol en niet alleen met hunkerende Belgen en Fransen, maar ook beschaafd geklede Nederlandse burgers van alle gezindten, want met Blue Movie werd softporno salonfahig. Dat soort films bleef een aantal jaren veel publiek trekken en leidde tot een grote verschraling van het filmaanbod in Zeeuws- Vlaanderen. Toen ik in 1973 in het Zeeuws-Vlaamse terugkeerde om aan het Petrus Hondius College in Temeuzen mijn Atheneum af te maken, leek ik afge sneden van goede films. Gelukkig introduceerden de ouders van mijn vriendin mij bij de in 1968 opgerichte Filmliga Terneuzen. Die draaide om de maand op donderdag avonden in de kleine zaal van het Luxor Theater de 'betere film'. De liga huurde die via het reguliere bio scoopcircuit en de filmkeuze moest altijd voorgelegd worden aan de bioscoopeigenaar. Die vond alles goed zolang hij maar omzet draaide en veel zaalhuur ont ving. Het bestuur was duidelijk doordrongen van de missie die ze in dit buitengewest te vervullen had. Zo waarschuwde het de leden: 'Mocht het programma u niet bevallen, dan vermelden wij hierna een alternatief programma dat uit de bioscoopagenda in de krant komt: 1. Schlüsselloch-Report (vrolijke wellust achter het sleutelgat): 2. Auch Ninotschka zieht ihr Höschen aus; 3. Bett Hostessen; 4. Bett Kanonen; 5. Hoera, m'n slipje is gestolen! U ziet, de Filmliga heeft zeker nog een functie in deze samenleving.' En niemand van de iets meer dan zestig leden die dat ontkende. Ze gaven massaal gehoor aan de oproep van het bestuur na de laatste voorstelling van het sei zoen in mei 1974, om de struktuur en het funk- tioneren van de Filmliga ter diskussie te stellen en met u de lijnen uit te stippelen voor het beleid in de komen de jaren.' Om enigszins in de stemming te komen was er de film van de Tsjechische regisseur Karei Kachina, Wagen naar Wenen (1966) een zeer bijzondere film, die een breed publiek talrijke aanknopingspun ten biedt voor een vruchtbare diskussie.' Dat laatste woord was de buzz-phrase van het midden van de jaren zeventig. Decor vormde de bruin betimmerde rokerige zaal van het aanpalende hotel Rotterdam, een stijlvol maar verlopen etablissement waar dikke rode kleden de tafels sierden. Pafferige vertegenwoordigers zaten tegen een rookgordijn onverstoorbaar hun bor rels te drinken als in een stomme film. 't Kiekkot als regionaal alternatief Voornaamste gesprekspunt vormde de oprichting van een concurrerende Zeeuws-Vlaamse filmclub. De Filmliga Terneuzen wil graag samenwerking met een regionaal alternatief circuit en ook haar medewerking hiertoe geven, maar acht het thans nog niet oppor tuun een 100% keuze te maken voor het vrije circuit.' Dit bestuursstandpunt werd gedeeld door de leden. Het regionale alternatief positioneerde zich anders in de markt dan de Filmliga, "t Kiekkot reizend filmhuis Zeeuws-Vlaanderen is in afwijking van de Filmliga, een openbare aangelegenheid. Iedereen kan zonder meer (als bij een gewone bioscoop) een kaartje kopen.' 't Kiekkot betrok films uit het vrije circuit en draaide niet alleen in Terneuzen, maar ook in Oostburg, Axel en Hulst. Zwart-wit gesteld was 't Kiekkot een linksige club en de Filmliga een liberale die uit dezelfde pot van Uit in Zeeuws-Vlaanderen betaald werden. Deze organisatie verzorgde tevens de publiciteit voor beide clubs. Zoals zoveel institutionele ontwikkelingen, was ook de oprichting van 't Kiekkot terug te voeren op gekrenkte trots en daaruit voortvloeiende onenigheid. 29 Zeeuws Tijdschrift 2003/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 31