nummer van het tijdschrift Ballustrada verwees hij op
eigen wijze naar de wet van Buys Ballot: 'alle winden
storten zich als vanzelfsprekend in het gat dat ze daar
voelen. Dat maak ik nu mee, al is er geloof ik wel een
kentering. Zo werd ik net gebeld door een mevrouw
die op Verhagen promoveert.'
Hans Verhagen was ongeveer de meest besproken
en geprezen dichter van de jaren zestig en begin jaren
zeventig. De lof was in die jaren vrijwel unaniem, en
kwam van alle kanten. Of het nu over Rozen e[ Motoren
ging, waaraan iemand als K.L. Poll een lang openings
artikel wijdde in het Hollands Maandblad, of over
Cocon, waarover Adriaan Morriën waarderend schreef.
Elburg, Campert, Andreus zeiden erg aardige dingen
over de in Podium en Gard Sivik verschenen cyclus
sen, nog voordat de eerste bundel verscheen. Gerrit
Kouwenaar meldde over Duizenden Zonsondergangen
'Ik zou ertegen moeten zijn, maar ik vind het schitte
rend.'
Verhagen: 'Maar er was ook lof vanwege totaal ver
keerde interpretaties. Hans Warren heeft bijvoorbeeld
nooit begrepen wat ik eigenlijk aan het doen was, en
mijns inziens wat grote poëzie in het algemeen is. Alles
stond in het licht van zijn seksuele voorkeur, niettemin
zorgde hij wel voor de eerste enthousiaste artikelen in
de PZC - gelijk met Piet Calis (bijgenaamd Kale Piet)
in NRC/Handelsblad en Sleutelaar in HP.'
Van de 'loosheid' van al die aandacht, de paar
waardevolle reacties daargelaten, bleef Hans Verhagen
zich bewust. 'Mijn kritiek op critici is niet vanzelf
sprekend gekoppeld aan een negatieve benadering.
Ik vond de poëziekritiek op een laag pitje staan, ondanks
het feit dat ik over aandacht nooit te klagen had. Maar
na die dertien jaar "zwijgen" tussen Duizenden Zons
ondergangen, waarvan nu de zesde druk is verschenen,
en Kouwe Voeten in 1983, leek Nederland weer terug
gekeerd in het provinciale klimaat van vóór de oorlog.
De ene na de andere zak, die was opgegroeid mét en
kennelijk gebukt ging onder mijn successen, besefte
plotseling dat ik niet langer een heilig huisje was en
dat het nu lekker mocht. Ja, toen kwam er een hoop
ressentiment vrij. Dat varieerde van opmerkingen als
"ontroostbare shit" tot en met scheldpartijen over de
prijzen van mijn schilderijen en Privé- ach tig geroddel
over mijn omgang met minderjarige meisjes op mijn
"zwerversetage". Maar vergeet niet dat de waardering
voor mijn poëzie bij vooral jongere lezers in die perio
de steeds toenam, al beschikten die niet over kranten
kolommen.'
Nieuwe critici
Toen in 2000 Triomfantelijke Wandelingen verscheen
veegde Maarten Doorman in NRC er nog de vloer
mee aan, herinnert Verhagen zich. Maar Piet Gerbrandy
getuigde in de Volkskrant van zijn respect voor
Verhagens werk. En over Quasi-kamikaze schreef Ilja
Leonard Pfeijffer een artikel waarin woorden als 'glo
rieus' en 'magistraal' voorkwamen. Anderen volgden.
'Want,' interpreteert Hans Verhagen, 'die kritiek op
mijn werk had nooit te maken met het feit dat het
"voorbij" was. Uiteindelijk was het juist de progressie
en voortschrijdende vernieuwing die door weinig
muzische academici als gevaar werd ervaren, een
onwelkom stormpje in het veilige vijvertje waarin de
Nederlandse poëzie weer was terechtgekomen, met
excuses voor dit wonderlijke beeld. Hoewel, lees maar
in Eeuwige Vlam (blz. 467) het slot van Doelwit A:
Ik die nooit een ander houvast had dan mij was
voorgelogen
en geen ander doelwit dan mij te verliezen in de
storm.
'Op een enkeling na zijn het niet dezelfde mensen die
nu de loftrompet over mij steken,' besluit Verhagen.
'Er zijn gewoon betere critici opgestaan, zonder voor
oordeel jegens mij. En wat die "ambtenaren, muse
umdirecteuren en voorzitters" betreft: die noemde ik
destijds alleen maar omdat dit slag altijd belangrijk
wordt als er in de kunst geen spectaculaire vernieu
wende beweging bezig is. Wat niet wil zeggen dat er
geen voortreffelijk werk gemaakt wordt. Maar er
wordt dan geen vuist gemaakt.'
Hans Verhagen, Eeuwige Vlam. Verzamelde gedichten 1958-2003.
Amsterdam: Nijgh Van Ditmar, 2003, 544 p. ISBN 90 388
7431 6, De 30,-.
Daan Cartens, Vic van de Reijt, Hans Sleutelaar en Dick Welsink
(red.), Tegen alle bloedvergieten en kanariepieten in. Hans Verhagen,
dichter, filmer, schilder. Schrijversprentenboek 48 Amsterdam:
Nijgh Van Ditmar, 2003, 160 p. Met dvd waarop de documen
taire Trap naar zee (over Vlissingen) en vijf items uit Het gat van
Nederland. ISBN 90 388 7430 8, De 18,50.
Lezers van het Zeeuws Tijdschrift kunnen bij aanschaf van deze
publicaties profiteren van een prijsvoordeel door de kortings
bonnen op de wikkel in te leveren bij de boekhandel.
36 Zeeuws Tijdschrift 2003/6