Vlaamse fictie
Hedwig van de Velde, De heks van Axel. Leuven: Davids-
fonds/Infodok, [2003], 272 p. ISBN 90 5908 050 5,
Efe 15,95.
Paul Verhuyck, De elektrische man Amsterdam Ant
werpen 2003, 192 p. ISBN 90 295 5181 x, De 18,95
Uitgevers van zelandica, waar blijft uw historische fictie?
Het moest een Vlaming zijn die een historische jeugd
roman afleverde over een Zeeuws-Vlaams onderwerp:
het Land van Hulst in de jaren vóór het uitbreken van
de Tachtigjarige Oorlog. 'Jongensboek' zou ik dit kloe
ke werk haast noemen, maar die term schijnt verou
derd te wezen, en het hoofdpersonage van De heks van
Axel is het meisje Tanne. Ze zit in het weeshuis in Hulst,
in 1563, en kan daar het gepest en getreiter niet langer
verdragen. Ze loopt weg en kan terecht bij haar vriendin
Rose, de dochter van molenaar Jan de Mulder. In de
molen vindt ze eindelijk een thuis. Tot een inquisiteur
naar de stad komt om ketters te vervolgen. Ook Tanne
wordt door hem onder handen genomen. Bij dat alles
zijn er de geheimen uit haar verleden en dat van haar
moeder en grootmoeder. Waarom wordt Tanne uitge
scholden voor 'de heks van Axel'? En wie is eigenlijk
haar vader? In een maalstroom van gebeurtenissen
worden langzaam alle geheimen onthuld. Verknoopte
verhaallijnen, veel dialoog, snelle actie, tamelijk sim
pele karakters, korte hoofdstukken een heldere en
directe schrijfstijl - dat zijn de troeven van Hedwig
van de Velde, een kundig verteller die al tal van histo
rische jeugdromans schreef over allerlei perioden. Voor
dit boek was De geschiedenis van Hulst door P.J. Brand
zijn grootste informatie- en inspiratiebron. Het verhaal
over de fictieve Tanne weefde hij blijkens het 'nawoord'
rond de in het boek vermelde feiten met als meest
markante de terechtstellingen van Nele Faes, Jan de
Grave en Jan Willemets.
Ouderwets in positieve zin is dit dikke jeugdboek,
al hadden de karakters misschien iets meer reliëf ver
diend. Ook zijn alle historisch-topografische details
niet correct: Van de Velde heeft het maar steeds over
die prachtige wallen, maar die zijn pas onder Maurits
aangelegd. De voorgaande fase van Hulst als vesting
stad was pas omtrent 1470 voltooid en behelsde nog
vestingmuren. Maar dit zijn peanuts. Lieden als Hedwig
van de Velde maken in elk geval de geschiedenis
opnieuw levend voor een schoolgeneratie die zucht
onder de erfenis van decenniënlange politieke correct
heid en een panische angst voor in de eigen geschie
denis wortelende culturele identiteit. Want elke tijd
heeft zijn heksenjagers.
Wonderdokter is Wittgenstein vóór
Historische roman, of juist niet? Paul Verhuycks De
elektrische man vertelt de tragische, maar vaak al even
tragikomische geschiedenis van de eenvoudige, straat
arme dagloner Ambrosius Hoeks (1826-1853) die over
bijzondere geneeskracht beschikt. Tijdens zijn korte
leven zijn er nog geen elektrische voorzieningen of
machines; geen gas, waterleiding of vuilnisophaal
dienst; geen socialisme, sport of vakantie. In het hou
ten Vlaamse dorp waar Ambrosius wordt geboren (in
1826 nog Nederlands grondgebied) zijn nog niet alle
heidense tradities teloorgegaan. Net als zijn vader en
grootvader werkt Ambrosius 's zomers op het land bij
herenboeren en in de winter als voddenman, opkoper
van lompen en oud ijzer. Tot hij ineens over een gene
zende gave blijkt te beschikken. Volgens de kranten is
hij een wonderdokter, volgens hemzelf slechts een
pijnstiller. Het leven van deze fictieve Ambrosius
Hoeks is vrij geïnspireerd op de biografie van een his
torische figuur: Andries de Clerck (1826-1853), lokaal
bekend als Drieske Nijpers.
Maar - is dit wel zo? Elders is erop gewezen dat
De elektrische man in verschillende opzichten doet
denken aan De vijfde winter van de magnetiseur van Per
Olov Enquist. Beide boeken gaan over mannen die
anderen genezen door middel van aanraking. Ook
Enquist verwijst evenals Verhuyck nu en dan naar
bronnen. Mij deed dit boek hier en daar eerder aan
werk van Ferron denken, hoewel het ongrijpbare
hoofdpersonage van Verhuyck toch niet zo aan de
dagelijkse referentiekaders ontstijgt als veel van Ferrons
karakters. De auteur zelf wél. Hij laat zijn ongeletterde,
door de grensstreek van Absdale, Koewacht en het
Waasland dolende romanfiguur immers al op de eerste
pagina een befaamd adagium van Wittgenstein beden
ken: 'want waarover men niet kan spreken, daarover
moet men zwijgen, vond hij'.
Ook Verhuyck is weer een Vlaming, die na een
academische loopbaan in Gent en Leiden (hoofddocent
oudere Franse en Occitaanse literatuur) neerstreek in
het Oost Zeeuws-Vlaamse Graauw. Na een reeks weten-
38 Zeeuws Tijdschrift 2003/6