je mag toch niet verwachten dat iedere burger dat alle
maal in huis haalt. Onze dialecten zijn nu eens een
keer niét in strijd met de algemene taal, honoreer dat
dan alstublieft, gun ons die kleine triomf, wij, Vlamingen
hebben zo al genoeg complexen over het Nederlands.
De samenstellers horen toch te weten dat in Vlaan
deren het woordenboek gehanteerd wordt als norm.
Vroeger als regelneverij, nu als regelgeving, dat is een
hele vooruitgang. Ik heb met opzet na samenstellers het
woordenboek gezegd en niet hun woordenboek, omdat
ik vind dat Van Dale publiek domein is. Van Dale is van
ons allemaal, zoals de regen en de zon, en dat doet
niets af aan mijn eerbied voor de omvangrijke, zware
en ondankbare arbeid van de redactie.
Op een ander punt zou Van Dale een waarschuwing
kunnen zijn voor de Nederlanders en een rugsteun voor
de Vlamingen. Ik zal een voorbeeld geven. Ik gebruik
te ooit in een gesprek met dichter, criticus en hoogle
raar literatuur Tom van Deel het woord beestig. Ik vond
een gedicht beestig goed, iets dergelijks. Tom van Deel
zei me dat hij dat typisch Vlaams vond. In zulke geval
len houd ik me gewoonlijk heel stil en controleer ik,
eenmaal weer thuis, wat er dan zo Vlaams is aan wat ik
gezegd heb. Ik controleer in Van Dale, vanzelfsprekend.
Het toeval wilde echter dat we binnen handbereik een
boekenstand zagen. Tot Van Deels niet geringe verba
zing raadpleegde ik onmiddellijk, ter plaatse, Van Dale.
En wat vond ik? Het woord beestig heeft niets Zuid-
Nederlands of Belgisch Nederlands of gewestelijks.
Beestig is gewoon een algemeen Nederlands woord en
ook het bijwoordelijke gebruik ervan is gewoon Neder
lands. Nederlanders verdedigen zich dan meestal als
volgt: Geen mens gebruikt dat. Of: maar niemand
gebruikt dat nog. In het beste geval: Maar niemand
gebruikt dat bij ons. Dat laatste kan ik aannemen,
gewoonlijk wordt met ons bedoeld, wij in de Randstad.
Dat de randstedelijke gewesttalen het woord niet hebben,
tja, zo gaat dat nu eenmaal met gewesttalen, sommige
woorden hebben ze wel, andere woorden dan weer
niet. De moeilijkheid is natuurlijk: je moet zo iemand
ertoe brengen te erkennen dat in de Randstad ook
maar een dialect gesproken wordt of liever een paar
dialecten of regiolecten of hoe die taalvormen ook
heten. Niemand gebruikt het nog, dat wordt door Van
Dale tegengesproken, zo niet zou erbij staan: verou
derd of archaïsch of zo. Geen mens gebruikt dat is
een hoogst verwaande, ja, een beledigende uitspraak.
Ben ik dan geen mens soms?
Met die anekdote wil ik alleen maar zeggen hoe
nuttig Van Dale kan zijn in de strijd tegen taalver-
smalling. Ik vind het jonge randstedelijke Nederlands
straatarm, een kale jonker, haast even verwaand en
zeker even berooid als het door mij gehate Verkave
lingsvlaams en ook even lelijk, maar dat laatste is, ik
geef het toe, subjectief. In de Randstad vallen de
woorden uit als Amerikaanse elektriciteitscentrales.
Voor de Vlaming die houdt van zijn taal is Van Dale
op dat punt een schatkamer, een baken, een stut. Niet
alles is al in orde, hoor. Zo staat bij goesting nog altijd
Belgisch Nederlands, maar het voorbeeldzinnetje bij
het lemma spreekt dat tegen, het komt namelijk uit
een boek van Willem Brakman, bij mijn weten nog
altijd een Nederlander. Ik voeg eraan toe: ook de
Rotterdammer Marten Toonder gebruikte goesting al
jaren geleden in zijn Bommelverhalen.
Indien het Nederlands zoals Vlamingen het hante
ren één voordeel heeft, is het wel dit: ze gebruiken de
taal nog altijd in de breedte, ilc zeg niet in de volle breed
te, want dat is niet des mensen, maar de woordenschat
is, veel minder dan in Nederland, in de opruiming ge
gaan onder dwang van mode en turbo. In Vlaanderen
speelt natuurlijk niet dat even eigenaardige als dictato
riale conformisme van Nederland, eigenaardig, omdat
Nederlanders koppig blijven denken dat hun confor
misme juist de allerindividueelste expressie is van hun
allerindividueelste beslissing, en dictatoriaal omdat
alleen aftandse aristocraten, dominees met zwarte
kousen en noeste boeren in de uithoeken des lands er
zich aan durven te onttrekken. En zolang het mozaïek
van dialecten in Vlaanderen zijn verbazende kleur
schakeringen kan behouden, en zolang we die kleuren,
wat afgebleekt, maar toch, kunnen vinden in Van Dale,
krijgen armoe en afkalving minder kansen.
O ja. Terwijl ik dit verhaal schreef heb ik de dikke
Van Dale meer dan vierhonderdtachtig keer geconsul
teerd. In dit stuk staan iets meer dan drieduizend
woorden, dat betekent dat ik voor zowat één woord op
zes de goede raad nodig had van de hoofdonderwijzer
uit Sluis en zijn hooggeleerde stedenhouders. Ik dank
u allen zeer.
17 Zeeuws Tijdschrift 2004/1-2