r"';:W
Mies Elout-Drabbe, Bevroren zee, 1916, olieverf op doek, particuliere collectie.
familie. Met het stoomtrammetje over Walcheren in
Domburg aangekomen, werd Maud op het perron
begroet door 'de Schrijver in zijn afgedragen bruine
pak en rode das, zijn vrouw in haar lange en tijdloze
terra-cotta jurk, met haar bleke lieve gezicht, Bartje
in een groot blauw kinderschort, haar haar in vlech
ten, en, in een ruime oude kinderwagen, Kennie,
haar gezicht half verborgen achter een gehavende
kleine strohoed, en tegenover haar, blote teentjes
tegen blote teentjes, Sjeu, zijn zachte krullen in de
war en glanzend.'
De familie bestond uit Arthur en Annie, hun
dochtertje Kennie (Corinna, 1909-1985), hun zoontje
Sjeu (Arthur, 1910-1979), Arthurs geëchte dochtertje
uit zijn eerste huwelijk Bartje (Hubertine, 1902-ca.
1988) en de bulldog Matthew. Arthurs rode das, door
Maud Priest genoemd, werd legendarisch, een onmis
baar attribuut van de dromer, symbool van de fantasie
in zijn Herinneringen van een dommen Jongen (1934) en
onder meer duidelijk te zien op het portret dat Toorop
in 1912 van Van Schendel schilderde.
Maud Priest beschrijft de vele gasten en logees die
er die zomer waren, de uurtjes die ze aan zee en in de
Manteling-bossen met de kinderen doorbracht, maar
ook verstilde momenten. Zoals, vanaf de straat, de blik
op Van Schendels wilde haardos achter het raam van
de studeerkamer: 'zijn wang rustte op zijn halfgesloten
linkerhand, terwijl hij met zijn andere hand papieren
omsloeg. Bij zijn elleboog lag de Bijbel.' Of Annie, in
de kleine zitkamer, moeizaam en hijgend ademhalend.
Opvallend is, dat Annie verlichting vond bij de zoge
noemde 'astma-sigaretten'. In die dagen was er in
Amsterdam een medische richting in opkomst waar
bij astmapatiënten het roken van sigaretten werd
voorgeschreven, hetgeen niet zelden leek te helpen.
Van Schendels aandacht voor de bijbel kan men als
een onderdeel van zijn studie zien, een aanloopje ver
moedelijk tot De Mensch van Nazareth (1916).
27 Zeeuws Tijdschrift 2004/1-2