kunstgeschiedenis en antiek. Op die oude messen komen veel symbolische tekens voor. Je ziet dat natuurlijk ook op tegels en andere uitingen van volkskunst. Neem de levensboom. Op oude mesheften staan symbolen die daarop zijn terug te voeren. Die werden dan over genomen van bovenlichten, tegels en dergelijke. Je ziet ook naar elkaar gekeerde kromstaven. Die zijn regel recht overgenomen van de Franse Lodewijkstijlen. Geloof maar niet dat die Zeeuwse snijders enig benul hadden van de betekenis van al die symbolen. Ze namen over wat ze zagen. Ze wilden gewoon iets moois maken. Dat was het hele eiereten: iets moois maken!' Pieter Brouwer aan het werk in zijn atelier. Foto: P. Brouwer. De aantrekkingskracht van hout Iets moois willen maken was ook altijd de drijfveer van Pieter Brouwer zelf. Hij had evengoed in een andere hoek terecht kunnen komen, stelt hij vast. 'Ik deed wel meer in m'n vrije tijd. Ik sneed panelen, kopjes, beeldjes, plastiekjes. Maar altijd in hout. Hout heeft nu eenmaal een bepaalde aantrekkingskracht. Maar ja, als je eenmaal in één genre bezig bent, verza mel je gereedschap en documentatie, en specialiseer je je steeds verder. Als instrumentmaker kon ik zelf stalen gereedschap maken, dat was een groot voor deel. Ook daarom kregen die paeremessen de over hand. Bovendien ben ik me altijd een echte Zeeuw blijven voelen, ook al ben ik tijdens mijn jeugd uit de provincie vertrokken. Via Roosendaal en andere plaat sen ben ik uiteindelijk in Rhenen terechtgekomen.' Ook het gereedschap van de oude snijders had Brouwers belangstelling. 'Ze hadden hun spullen in een blikken doosje of een sigarenkistje. Het was vaak min of meer geïmproviseerd gereedschap, gemaakt van een schaartje of een beiteltje. Ze maakten het zelf of lieten het door de scharensliep doen. Ik zat wel in een comfortabeler positie, moet ik zeggen. In het laat ste deel van mijn loopbaan werkte ik als onderwijsas sistent natuurkunde op een lyceum. Die school had een prima werkplaats. Alles wat ze nodig hadden en te koop werd aangeboden kon ilc daar zelf maken. Voorheen zat ilc in het bedrijfsleven. Ik had toen een leidinggevende functie en kwam aan het handwerk niet toe. Daarom prutste ik thuis graag. Die drang om iets te maken is er altijd geweest.' Resultaat: tussen de tweehonderd en tweehonderdvijftig door Brouwer gesneden mesheften - en een boek. De laatste heften Dat boek is een afsluiting, weet Pieter Brouwer. Hij blijft er tamelijk gelijkmoedig onder. 'Afgelopen voor jaar heb ik m'n laatste heften gesneden. Je bent daar een tijd mee bezig, hoor. Maar nu ligt het stil, jammer genoeg. Ik ben inmiddels 84 jaar. Een tijdje terug ben ik getroffen door een netvliesaandoening. In één oog heb ik nog tien tot vijftien procent zicht. Dat is niet veel. Je mist diepte, en dat geeft problemen met het miniatuursnijwerk aan die mesheften. Ik had nog graag bepaalde motieven willen snijden, maar ja, eens houdt het op. Nu m'n boek er ligt doet het stoppen niet zoveel pijn; je hebt toch iets afgerond met zo'n publicatie.' Een volgend boek zal er nooit komen? 'Nee,' zegt Brouwer. Maar zeg nooit nooit. 'Ik heb nog wel een zuiver technisch manuscript liggen over het snijden van mesheften. Dat staat op compact disc, of hoe je die dingen ook noemt. Het is uitsluitend praktijkge richt. Een beginnende snijder kan dat manuscript zo van me overnemen. Dan hoeft-ie zelf niet het wiel uit te vinden.' Pieter Brouwer, 't Paeremes. Het boerenwerkmes met besneden hejt twee eeuwen volkskunst in Zeeland. Leuvenheim: Phoebe; Goes: De Koperen Tuin, 2002. isbn 9076815119. 52 Zeeuws Tijdschrift 2004/1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2004 | | pagina 56