Schoolmeesters Lo van Driel, Een leven in woorden; J.H. van Dale, schoolmeesterarchivaris, taalkundige. Zutphen: Walburg Pers, 2003. isbn 9057302578, 29,50. Dat Lo van Driels boek over Sluis' vermaardste telg uit de recente geschiedenis veel landelijke publiciteit kreeg, mag geen wonder heten. Immers: aan Jan van Dale hebben wij 'onze' dikke Van Dale te danken. Of toch niet? Het opvallendste aspect van Van Driels mooie project vind ik de toenemende weerzin die de biograaf gaandeweg voor zijn onderwerp lijkt te krijgen. Aan het eind van zijn nawoord spreekt de auteur de hoop uit dat 'dit boek een waardige hommage is aan Van Dale', maar dat klinkt toch ietwat hol na de uitvoerige en gewetensvol gedocumenteerde aftuiging van de figuur en de reputatie van Van Dale die Lo van Driel in Een leven in woorden heeft volbracht. Kort gezegd: de neurotische workaholic Van Dale, in 1872 op 44-jarige leeftijd aan de pokken bezweken na een leven vol werk en nog eens werk, 'zenuwkoortsen', 'hersenkoortsen' en zware hoofdpijnen, was geen ori ginele geest, maakte gretig gebruik van het werk van anderen, was een vaak slordige naschrijver en ondes kundige compilator - de relatie tussen de lexicograaf Van Dale en het huidige woordenboek moet volgens Lo van Driel dan ook gerelativeerd worden. Van Driel heeft een hekel aan Van Dale, stel je als lezer vast. Territoriumdrift van de naijverige vakgeleerde jegens de autodidact? In een column voor de AVRO noemde criticus Arjan Peters Van Driel 'de biograaf als bovenmeester van de schoolmeester'. Postume jaloezie op de faam van een streekgenoot? Speculeren over zulke motieven is erg a la Van Driel zelf, die bij gebrek aan gegevens óók vaak blijft steken in vragen en gissingen aangaande Van Dales drijfveren. Taalgeleerde en auteur Van Driel is echter vakman genoeg; je dient zijn argu menten en conclusies over werk en wetenschappelijke betekenis van Van Dale wel serieus te nemen. Maar aan historisch besef, een noodzakelijk attribuut van de bio graaf, ontbreekt het hem helaas. Leven en postume reputatie, iemands daden en hun weerklank onder het nageslacht: het zijn zaken met een steeds onvoorspelbaar en vaak weinig plausibel verband, dat weet iedereen die zich bezighoudt met geschiedenis. Dat de 'commer ciële merknaam', met een ontwikkeling van zo'n honderd dertig jaar, en de persoon van Van Dale zo langzamer hand gescheiden wegen zijn gegaan is eigenlijk evident. Van Driels onbekendheid of wrevelige onwil inzake het begrip historiciteit wordt ook nog eens gedemon streerd bij de beschrijving van de gebeurtenissen rond Van Dale, een halve eeuw na zijn dood. Over een artikel van de jonge P.J. Meertens in de Rotterdamsche Courant (1922) breekt de biograaf de staf: het is chauvinistisch, 'het riekt naar Zeeuwse bodem'. Hij hekelt het begrip 'Dietsch', gebruikt in een tijd toen dit nog niet de bedor ven smaak had van na 1945 en sneert over uitingen van sympathie met Zuid-Afrika, toen die nog vrijwel alge meen was in ons land. Toegegeven, 26 toespraken tijdens de feestelijkheden rond de onthulling van Van Dales Sluise borstbeeld in 1924 is onverteerbaar veel. Maar om het in dit verband te hebben over 'door politieke opvattingen geïnfecteerde woorden' en 'de sprekers huldigen een beeld dat zij zelf modelleren naar hun begeren' is het uitwerpen van een boemerang die kei hard terugketst op het hoofd van de aan misplaatste politieke correctheid lijdende biograaf zelf. Lo van Driel, De kwestie Jobse. Middelburg: Uitgeverij Den Boer De Ruiter, 2003. 112 p. isbn 9074576443. Uitgave van de gezamenlijke Zeeuwse boekhandels ter gelegenheid van de Week van het Zeeuwse boek 2003. Omtrent dit geschenk van de Week van het Zeeuwse boek is een hele heisa ontstaan en meer in het bijzonder over een aantal door een correctieprogramma veroor zaakte fouten, waardoor nieuwe woorden als 'geweesint', 'rusint' en 'vasint' het licht zagen. Het was vooral pijn lijk voor Lo van Driel die immers een taalkundige is die zeer nauwkeurig werkt. Hij schreef die quasi detective in de marge van zijn Van Dale-biografie en ik kon mer ken dat het onderwerp van de pedofiele onderwijzer uit Sint Anna ter Muiden bij Sluis hem veel genoegen - zo niet doorlopend historische sensaties die hem bij Van Dale weinig ten deel vielen - heeft geschonken. Hij spoorde nazaten van Jan Jobse in Amerika op waar deze naartoe was gevlucht nadat hij beschuldigd was van onzedelijke handelingen met het aan hem toever trouwde Sint Anna Termuidse kroost. Hij heeft in de VS zijn stiel als onderwijzer en als dichter weer blijmoedig opgevat. Hij stierf als een buitengewoon eerzaam bur ger. Ik weet niet of na lezing van dit boek zijn nako melingen hun founding father nog met evenveel eerbied noemen als voor het onderzoek van Van Driel. (PVDV) 55 Zeeuws Tijdschrift 2004/1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2004 | | pagina 59