pMnHN
tmww
lis*
plfilMI
tfK t'M
óm
(Sid
\m
BiSgiSS
■niüiiji
»BBE.:;r(||
HKï?':Si
ammw™
[««zaBjr.ii'i
•.MUMKtjMi
i?"55ï|ig|
fr^S!«IEMR,.ia
BRAs^ar'uaj I
I
SSSrc»<»a»
BB*81!»
5ÖÏ3«5?të5w5
^^eBSsal
Ons ja is nee en ons nee is ja of nee.
Wij zijn hier niet grootmoedig.
Wij kennen het woord niet eens.
Wij kennen geen angst, geen spijt, wel schuld.
Wij straffen hier onszelf.
Wij maken eigen regels.
Wij vergiftigen het drinkwater.
Wij verbreken alle verbindingen.
Wij werken met virussen, zuur, met bezine en
vuur.
Wij laten geen middel onbeproefd.
Wij zullen niet wijken, maar zij.
Van het woord nooit hebben wij nooit gehoord.
Wij dragen altijd snelle scherpe messen.
Wij geloven hier in god voor de vorm.
Wij geloven in de duivel voor de inhoud.
Wij hebben zwarte muren.
Wij geloven verder nergens in.
Wij houden de schijn op.
Wij verbranden onze papieren.
Wij verknoeien alles.
Wij laten geen sporen na.
Wij hebben geen naam.
Wij hebben geen nummer.
Wij kennen elkaar niet.
Wij hebben elkaar nooit gezien.
Weet wel, om om half zes gaat de bel.
Dit gedicht is opgenomen in het nieuwe boek van Wim
Hofman, Wat we hadden en wat niet (Amsterdam:
Querido, 2003, isbn 9021467119) met gedichten en ande
re poëtische teksten.
De illustratie is van Wim Hofman.
23 Zeeuws Tijdschrift 2004/3-4