Gewichtloos Andrévan der Veeke In de gemeenschapsruimte van de school waren twee stagiaires aan het knippen en plakken voor een leer project over voedsel. Het ene meisje had een dik, krijt wit gezicht, donker haar en een massieve zwarte bril. Haar stem klonk monotoon en hard, zonder een enkele muzikale kwaliteit. Ze praatte aan een stuk door, onverschillig als een cirkelzaag. De andere sta giaire was blond, aantrekkelijker, maar zij had iets kleurloos waardoor ik onmogelijk haar naam kon ont houden. Ik deed alsof hun aanwezigheid me niet aanging, draaide mijn hoofd geen enkele keer in hun richting, maar kon niet aan hun gesprek ontsnappen terwijl ik corrigeerde. De conversatie ging over eten. Ze spraken op een wijze die voor jonge kinderen heel begrijpelijk zou zijn geweest, maar er was geen enkele kleuter in hun buurt. Iedere foto of naam van een gerecht lokte een opmerking uit. Zwarte Bril vroeg bijvoorbeeld aan Kleurloze Blonde of ze van pizza hield. Kleurloze Blonde hield inderdaad van pizza, maar niet van alle soorten. Diverse Italiaanse gerechten kwamen vervol gens aan bod. Ze overlegden ook over de vraag wat de beste pizzeria in de stad was. Daarna waren andere buitenlandse keukens aan de beurt. Hield Zwarte Bril wel van Mexicaans? fa, ze had pas met haar hele familie de Mexicaan bezocht. Er volgde een gedetailleerd verslag hoe de maaltijd verlopen was. En over de slabar, die je zo vaak mocht bezoeken als je wilde. Hierna werd de Hollandse keuken de maat genomen. 'Ik ben gek op spruitjes', zei Zwarte Bril. 'O, getver.' 'Spruitjes met mosterd, mmm!' 'Nee, never, never, wat ik wel lekker vind...' En voort ging het over bloemkool en bonen, over hamlappen en rookworst. Rookworst uit de Hema is de beste', beweerde Zwarte bril met grote stelligheid. Op het moment dat ik bijna paniekerig werd door hun geouwehoer stormde een groepje oudere leerlin gen het lokaal binnen. Ze moesten hun boeken ruilen in de bibliotheekhoek die uit een paar planken en enkele karren met haveloze boeken bestond. 'Jessica, wat ben je toch dun,' hoorde ik een jon gen opmerken. 'Kijk naar je eigen! Vetzak!' Een ander: 'Wat heeft de meester nou eigenlijk gezegd?' 'Ben je doof of zo, stoephoer.' Het werd allemaal achteloos gezegd, zonder over dreven effectbejag. In zekere zin vond ik de kinderen net zo angstaanjagend als de stagiaires. Toen een van de jongens begon te zingen, verspreidde een vaag misselijk gevoel zich vanuit mijn maag. 'Eet jij veel groente?' hoorde ik Zwarte Bril op de achtergrond. Kan de aanblik van kinderen ervoor zorgen dat iemand onpasselijk wordt, had ze moeten vragen. Ik hield mijn adem in om moed te laten opborre len. Laat de kleinen tot mij komen en onmiddellijk daarna opdonderen, bad ik in stilte. Gelukkig hield het gezang op en hadden de kinderen geen aandacht meer voor me. Ze bleven rumoerig tegen elkaar en de boeken aan duwen. Het waren allemaal prinsen en prinsesjes en ze waren stuk voor stuk uitermate bedre ven in het zoeken naar de erwt. Tegen de tijd dat ik klaar was met mijn correctie, druppelden de laatste leerlingen het lokaal binnen. Dit waren degenen die bekend stonden als lastig en onaangepast. Als allerlaatste waggelde dikke Serge naar de leeshoek. Er was iets met zijn ogen, die leken te weinig ruimte te hebben in hun kassen. Hij viste een boekje uit de rij, taxeerde de omslag en riep luid in mijn richting: 'Ha humor, vette lach.' 'Je bent er vandaag maar één keer uitgestuurd', zei ik. Hij schokschouderde: 'Meester Jan moet mij altijd hebben. Weet je wat ik vanmorgen deed? Dit!' Hij maakte snelle op en neer gaande bewegingen met zijn duim. 'Ik was gewoon een beetje met mijn pen aan het spelen, dat mag ik bij mijn eigen meester ook.' 35 Zeeuws Tijdschrift 2004/3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2004 | | pagina 37