Rotterdam, van 28 februari tot 23 mei 2004, pal na
het Jaar van de Boerderij dus.
Per jaar worden in ons land ongeveer tienduizend
boerenbedrijven beëindigd. Ze worden afgebroken of
krijgen andere functies. 'Waar ooit koeien graasden,
slaan nu golfers een balletje of staan campers en ten
ten opgesteld,' lezen we. Bedrijven veranderen in een
museumboerderij of specialiseren zich tot ecoboerderij;
anderen exploiteren als nevenfunctie een minicamping
of huisvesten een pottenbakkerij. We kennen deze
ontwikkeling in Zeeland maar al te goed, getuige ietwat
moeizaam tot wasdom komende projecten als 'Vitaal
Platteland' en de problematiek van de Nieuwe Econo
mische Dragers.
SKOR, een landelijke organisatie die zich bezig
houdt met beeldende-kunstprojecten in de (semi-)
openbare ruimte, nodigde acht internationaal bekende
fotografen uit om de veranderingen te documenteren.
Historische foto's van Cas Oorthuys en W.F. van
Heemskerclc Düker, van wie in het boek eveneens
onbekend fotomateriaal is opgenomen uit het archief
van het Nederlands Fotomuseum, dienden als referen
tie. De uitgenodigde fotografen brachten vanuit hun
eigen specialisatie een bepaalde streek of provincie in
beeld. Zo portretteerde Koos Breukel boeren in Friesland
en Noord-Holland en maakte Sean Snyder vanuit de
auto video-opnamen van het landschap in Utrecht. De
andere deelnemende fotografen zijn Noritoshi Hirakawa,
Ralph Kamena, Johannes Schwartz, Martin Luijendijk
en Andrea Stultiëns.
De Duitser Joachim Brohm (1955) geeft impressies
van het hedendaagse boerenbedrijf in Flevoland en
Zeeland. De 'beeldessays' sluiten aan bij vier artikelen
die zowel de gevolgen van de veranderende agrarische
sector voor het Nederlandse landschap, als de beteke
nis van de fotografie voor de beeldvorming van dat
landschap en de invloed daarvan op de toekomstige
ruimtelijke inrichting van Nederland willen belichten.
Brohms Zeeuwse foto's (pag. 80-85) geven een heel
'onorthodox' en zelfs wat onthutsend beeld van het
platteland anno 2003 en 2004, voor wie gewend is
aan de al decennia gangbare manier deze provincie in
beeld te brengen. Van enkele tientallen foto's van Brohm
brengen slechts vier 'de traditie' in beeld: een blauwe
schuur uit het Land van Axel, een zwart-witte uit
Midden-Zeeland, een witgepleisterde boerenwoning
en een geëgde akker met een schoongebrande sloot
en een polderweg: alles, zelfs het egpatroon, samenge
vat in één strenge rondboog. Voor het overige zien we
hedendaagse schuren en machines, vakantieverblijven,
een plezierruiter en een geïmporteerd oerrund, een
beerslang en een tafereel in de manege. Beelden van
een zielloos, niet langer te identificeren platteland. De
banaliteit van onze door en door kunstmatige omge
ving die van al die opnamen afstraalt maakt in elk
geval meer indruk dan het zoveelste plaatje van een
monumentale hofstede, die precies past in ons beeld
van hoe het platteland behoort te zijn.
Zeeuwse dichters
Wim Hofman, Wat we hadden en wat niet. Amsterdam:
Querido, 2003. ISBN 9021467119, c 12,95.
André van der Veeke, Reizigers voor alle richtingen.
Vlissingen: Uitgeverij ADZ, 2004. ISBN 9072838335,
9,95.
Johanna Kruit, Achter een glimlach. Bergen op Zoom:
Poëzie-uitgeverij WEL, 2004 (4de herz. dr. ISBN
9062300243, 7
Theo Raats, Schouder aan schouder. Kattendijke: 2003,
8 (verkrijgbaar in grotere boekhandels; bestellingen
via theo_raats@zeelandnet.nl).
In de vorige aflevering van dit tijdschrift publiceerde
Wim Hofman 'Ik weet het het is een theorie' uit zijn
recente boek Wat we hadden en wat niet. Na de ver
schijning in het najaar van 2003 kwam een hele dis
cussie op gang over de discipline waaronder de lezer
Wat we hadden en wat niet mocht scharen. Was het
proza of betrof het poëzie? De auteur deed opgeruimd
mee aan het vergroten van de verwarring en verklaar
de in een interview: 'De meeste mensen zullen den
ken: wat is het nu eigenlijk? Dat vind ik wel fijn.'
Kijken we nog eens naar 'Ik weet het het is een
theorie', dan zien we dat de versie in het ZT niet
alleen afwijkt van die in het boek, maar ook dat deze
is vormgegeven als een 'echt' gedicht, terwijl dezelfde
tekst in het boek het uiterlijk van een prozatekst, een
verhaal heeft: uitgevulde tekst met enkele witregels en
zelfs geen alinea-indeling. Er staat bij beide ook nog
een verschillende afbeelding van Hofman. Dat de vorm
van zijn teksten Hofman niks kan schelen zou echter
57 Zeeuws Tijdschrift 2004/3-4