pleging met zorg moet worden uitgepakt. Het boek zit
in een stevige kartonnen cassette en de omslag is óók
weer een soort wikkel om het hele boekblok. Dit laat
ste zit helaas in een ringband.
Grafica en beeldhouwster Saskia Eggink-du Burck
werkte al eerder samen met Thom Schrijer. Ze voor
zag zijn bundel Lege schommels (2000) van oorspron
kelijke, typografische illustraties. Bij Ik krabbel en ont
kom is de zaak omgekeerd: nu maakte Thom Schrijer
toepasselijke gedichten bij werk van Saskia Egginlc.
De makers nemen in dit boek 'heel serieus een loopje
met de ernst en door in woord en beeld aansluiting te
zoeken bij een aantal in de grote buitenwereld spelen
de zaken'. Zo vinden we verwijzingen naar de beel
dende kunst en de wijsbegeerte, de oudheid en de
psychologie, culinaire gebruiken, muziek en wat al
niet. In de meeste opgenomen werken van Eggink
figureren één of meer krabben; stranden en krabben
'hebben zich laten kennen in gedaanten die historici
en andere wetenschapsbeoefenaren niet voor mogelijk
hadden gehouden'.
Nu hou ik eigenlijk niet zo van 'leuke' poëzie en
beeldende kunst, maar dit boek is toch een geval apart.
De ingebakken verwijzingen naar allerlei levensterrei
nen aan de hand van afbeeldingen die tezamen een
overdosis krabben bevatten, geven dit project een
opwekkend aroma van absurditeit - de ietwat sardo
nisch grijnzende halve koppen van Schrijer en Eggink
vóór- en achterin spreken wat dit betreft boekdelen.
Daar komt bij dat dit plezierig ontregelende Ik krabbel
en ontkom door zijn vormgeving behalve medium voor
al ook objéct is: een wereldje op zich met het karakter
van een oase.
Van Eggink zien we krabben en stranden in aller
lei technieken en kunstgrepen, zoals doorkijkpagina's,
zich op verschillende pagina's herhalende vlakken en
ook de ouderwetse collage. Het gedicht bij een door
krabben belaagde Florentijnse David (pag. 25-26) laat
zien dat Thom Schrijer het cultuurhistorisch register
vaardig weet te bespelen. 'De krab heeft eigenlijk al
gewonnen,' concludeert hij, 'maar uit ontzag voor de
cultuur schuift hij nog wat met David's laatste uur.
Buonarrotti's lieveling staat tussen de scharen van
het beest alleen en in de neerslag van verhalen die
pas later zijn verzonnen.' Een wonderlijke en bij
zondere uitgave, zeker voor het kleine fonds van
Schouwense publicaties dat Boekhandel De Vries aan
het opbouwen is.
Visserijboeken
A.P. van Vliet, Vissers in oorlogstijd. De Zeeuwse zeevis
serij in de jaren 1568-3648. Werken uitgegeven door het
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen dl.
14, Middelburg 2003, isbn 9070534398, €24,50.
Wilma Valk, Reggie Corijn Frans Meijaard, Vijftig
jaar Visserijfeesten Breskens. Breslcens: Stichting Op
Bresjes, 2003, geen isbn, 15,-.
Onder de paraplu van het Zeeuwsch Genootschap
kwam A.P. van Vliet vorig jaar met Vissers in oorlogs
tijd. De Zeeuwse zeevisserij in de jaren 1568-1648. Het
boek verscheen in de serie Werken van het Zeeuwsch
Genootschap en werd destijds met enig tromgeroffel
aangekondigd. 'Al sinds jaren betogen historici name
lijk dat de Zeeuwse zeevisserij tijdens de eerste
Opstandsjaren verdween,' zegt de genootschapsfolder.
'De oorlogsperikelen te land en ter zee zouden haar
de das om hebben gedaan. Niets is echter minder
waar.' Vissers in oorlogstijd zou het tegendeel bewijzen.
'Ondanks tachtig jaar oorlog slaagden Zeeuwse vis
sers erin hun bedrijf uit te blijven oefenen. Zij het
soms op kleinere schaal en met verschuivingen van
haringvisserij naar kustvisserij. Voor de Zeeuwse eco
nomie bleven visserij en uitvoer van haring en vis
lange tijd een economische factor van betekenis.'
Dr. A.P. van Vliet is directeur van het Instituut
voor Maritieme Historie te 's-Gravenhage. Hij staat
bekend als specialist op het gebied van de Hollandse
zeevisserij; in 1994 promoveerde hij op een vergelijk
bare studie over de zeevisserij vanuit het Maasmond-
gebied tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zijn boek
behandelt een ook voor Zeeland belangrijk onder
werp. Immers, de visserij was hier lange tijd één van
de belangrijkste bedrijfstakken. In Vlissingen, Veere,
Brouwershaven en Zierikzee (de belangrijkste behan
delde plaatsen in het boek) was een aanzienlijk deel
van de beroepsbevolking sinds de vroege zestiende
eeuw tot diep in de zeventiende eeuw direct of indi
rect afhankelijk van dit bedrijf. Tot dusver was echter
over de Zeeuwse zeevisserij tijdens de Tachtigjarige
Oorlog relatief weinig bekend.
Als beginjaar van de studie geldt 1568, toen de
watergeuzen op zee actief werden; eindjaar is 1648,
het jaar van de Vrede van Münster. Hiermee werd een
48 Zeeuws Tijdschrift 2004/5